Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
.[appellant] verzoekt om betaling van een bedrag van € 4.725,00. Hij heeft dat bedrag in de dagvaarding in eerste aanleg toegelicht door te verwijzen naar de talloze momenten van contacten met [geïntimeerde] en of haar vertegenwoordigers, die er kennelijk en in toenemende mate vooral op waren gericht de situatie telkens opnieuw uit te leggen. Naar het oordeel van het hof komen niet al die contacten voor een vergoeding in aanmerking met name ook omdat [appellant] zelf een rol heeft gespeeld in het ontstaan van de verwarring door niet dadelijk vanaf het begin en voordat hij ook maar enige actie ondernam [geïntimeerde] te informeren over de situatie. Het hof zal daarom een redelijke vergoeding vaststellen en daarbij aanknopen bij de bij vonnis van 9 januari 2013 ten laste van [persoon 2] toegewezen kosten salaris gemachtigde (€ 600,00) en de buitengerechtelijke kosten (€ 952,00), derhalve in totaal € 1.552,00 alsmede een vergoeding voor de gemaakte uren, die rechtstreeks betrekking hebben op de afwikkeling van de zaak, in totaal begroot op € 2.500,00 exclusief BTW. De wettelijke handelsrente, waartegen geen verweer is gevoerd, zal worden toegewezen vanaf 26 augustus 2015.