ECLI:NL:GHAMS:2017:4410

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
23-000947-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in vereniging tegen een automobilist met lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging tegen een andere automobilist, waarbij de aangever lichamelijk letsel had opgelopen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 oktober 2016, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen de aangever aan de Bremmersstraat in Beverwijk. De verdachte en zijn mededaders hebben de aangever geslagen en hem fysiek aangevallen, wat resulteerde in letsel. Het hof heeft de betrokkenheid van de verdachte bij het geweld bewezen verklaard, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte niet de persoon was die de aangever had geslagen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, en dat de verdachte een wezenlijke bijdrage had geleverd aan het geweld. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000947-17
datum uitspraak: 31 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 16 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-262872-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na mondelinge aanvulling van de tenlastelegging (cursief) op de voet van artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering ter zitting in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 oktober 2016 in de gemeente Beverwijk met een ander of anderen, op of aan een openbare weg, te weten de Bremmersstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer] en/of
- het vastpakken van en/of knijpen in de keel en/of de hals van die [slachtoffer] ,
welk door hem gepleegd geweld enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 oktober 2016 te Beverwijk [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of stompen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds nu de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, het bewezen verklaarde niet juist heeft gekwalificeerd.

Partiële vrijspraak

Het hof is, anders dan de advocaat-generaal, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat het letsel van de aangever door enige geweldshandeling van de verdachte is toegebracht. Het bewijs voor het causaal verband tussen die handeling en het letsel ontbreekt in het dossier. De verdachte behoort daarom in zoverre te worden vrijgesproken van het hem (ter terechtzitting in hoger beroep mondeling) ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 oktober 2016 in de gemeente Beverwijk met anderen, aan een openbare weg, te weten de Bremmersstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het slaan en stompen in het gezicht en tegen het hoofd van die [slachtoffer] en het vastpakken van en knijpen in de keel van die [slachtoffer] .
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Gevoerde verweren

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Zij stelt dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte één van de personen was die de aangever heeft geslagen. Ook overigens ontbreekt het bewijs dat de aangever is geslagen. Blijkens de verklaring van de aangever was het niet de verdachte die in de auto van de aangever was ingestapt. Dat was [naam 2] . De verdachte kwam pas later in beeld, toen deze kwaad werd omdat zijn telefoon was beschadigd. Er is sprake van twee geïsoleerde incidenten, waarbij de verdachte pas in het laatste stadium in beeld kwam. Dientengevolge vielen zijn handelingen buiten het bereik van het medeplegen van openlijk geweld, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen spreken van een voldoende significante bijdrage van de verdachte aan het geweld, zodat hij behoort te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat verdachtes verklaring enkel door de verklaringen van de aangever wordt weersproken en dat steunbewijs voor de aangifte ontbreekt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezen verklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en in mindere mate op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Het strafbaar gestelde ‘in vereniging plegen’ van geweld vereist dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 3 oktober 2016 vond aan de Bremmersstraat te Beverwijk een verkeersincident plaats tussen de auto van de aangever (een Opel) en de auto van de verdachte en de broers [naam 1] (een Mercedes). De verdachte bestuurde de Mercedes. Hij stopte, waarop de broers [naam 1] uitstapten en verhaal gingen halen bij de aangever. De aangever werd vervolgens geslagen door de beide broers. Daarna werd hij door de verdachte geslagen, aldus de aangever.
Het incident werd opgemerkt door de getuige [getuige 1] , die vanuit haar woning zicht had op de auto’s. Zij nam waar dat vanuit de auto’s werd geschreeuwd naar elkaar, dat een man uit de Mercedes stapte, naar de Opel liep en dat twee andere mannen uit de Mercedes stapten en er omheen gingen staan. Eén van de mannen stapte aan de passagierskant in de Opel en maakte slaande bewegingen naar de bestuurder van de Opel. Een andere man stond bij het portier aan de bestuurderskant. De man die slaande bewegingen had gemaakt, stapte weer uit en liep met de twee anderen naar de Mercedes. Zij stapten in en reden weg. Een van hen riep: “Ik wil je hier niet meer zien”.
Ook de vriend van [getuige 1] – de getuige [getuige 2] – heeft het incident waargenomen. [getuige 2] zag dat de drie mannen uit de Mercedes waren gestapt en de bestuurder van de Opel belaagden. De drie stonden buiten de auto en de getuige hoorde ze heel hard praten c.q. schreeuwen tegen de bestuurder van de Opel. Eén van de mannen stapte aan de passagierskant van de Opel in en deelde een paar fikse klappen uit aan de bestuurder van de Opel, die in het gezicht werd geraakt. [getuige 2] heeft het incident daarop met zijn telefoon gefilmd en zag nog dat één van de mannen zich door het geopende bestuurdersraam van de Opel opdrong aan de bestuurder. De drie mannen stapten vervolgens weer in de Mercedes en reden weg.
De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting in hoger beroep verklaard bij het bestuurdersportier van de Opel te hebben gestaan en verbaal contact met de aangever te hebben gehad.
Op de camerabeelden van de telefoon van [getuige 2] is te zien dat de derde man die bij het bestuurdersportier van de Opel stond, een arm door het portierraam naar binnen bewoog en kennelijk slaande bewegingen maakte.
De duur van de opname van het incident is 17 seconden en de opname start nog vóór het instappen bij het passagiersportier van de Opel door één van de andere mannen.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof – mede gezien de korte tijdsspanne waarin het incident heeft plaatsgevonden – dat niet kan worden gesproken van twee geïsoleerde incidenten, maar van een aaneengesloten geweldsincident. Tevens is op basis van de verklaringen van de aangever, ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en de verdachte alsmede de camerabeelden, wettig en overtuigend bewezen dat de derde en laatste man die de aangever sloeg, de verdachte was. Door de aangever te slaan heeft de verdachte derhalve een wezenlijke bijdrage geleverd aan het jegens het slachtoffer toegepaste geweld.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging.
Het hof verwerpt de verweren.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een andere automobilist. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn mededaders een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, dat lichamelijk letsel heeft opgelopen. Een feit als het onderhavige versterkt in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid op straat.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. E. Mijnsberge en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 oktober 2017.
=========================================================================
[…]