ECLI:NL:GHAMS:2017:4408

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
23-000139-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van het rechtsmiddel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2016. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] en thans gedetineerd in [detentie], had hoger beroep ingesteld tegen het eerder uitgesproken vonnis. Tijdens de zitting op 17 oktober 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 augustus 2017 een akte heeft ingediend waarin hij zijn grieven tegen het vonnis in eerste aanleg intrekt. Hierdoor heeft de verdachte aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. Het hof concludeert dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak.

Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000139-17
datum uitspraak: 17 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-730035-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in [detentie] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Het hof leidt uit de akte intrekking rechtsmiddel van 8 augustus 2017 af dat de verdachte zijn grieven tegen het vonnis in eerste aanleg niet meer handhaaft en derhalve het hoger beroep niet wenst te handhaven. Daarom zal hij, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek van de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M.M. van der Nat en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 oktober 2017.