ECLI:NL:GHAMS:2017:4391

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
1 november 2017
Zaaknummer
23-001143-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis kantonrechter; overtreding artikel 107 Wegenverkeerswet 1994; strafmaatoverweging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs op 18 september 2014 te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk het besturen van een motorrijtuig zonder dat hem een rijbewijs was afgegeven voor de betreffende categorie. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten door enige omstandigheid. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot 2 weken hechtenis. De advocaat-generaal vorderde een geldboete van € 500,00 of 10 dagen hechtenis. De verdachte verzocht om een geldboete in plaats van hechtenis, onder verwijzing naar zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het feit dat hij een fulltime baan had en sinds twee jaar een geldig rijbewijs bezat.

Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Ondanks de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijke overtreding, heeft het hof besloten om een geldboete van € 500,00 op te leggen, in plaats van hechtenis, rekening houdend met de tijd die verstreken was sinds het feit en de gewijzigde omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001143-17
datum uitspraak: 31 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Haarlem van 23 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-010046-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 oktober 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 18 september 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Vertrekpassage, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 18 september 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Vertrekpassage, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis.
De verdachte heeft het hof verzocht aan hem een geldboete op te leggen in plaats van hechtenis. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de verdachte in het kader van zijn persoonlijke omstandigheden onder meer naar voren gebracht dat hij een fulltime baan heeft en dat hij sinds twee jaar beschikt over een op zijn naam gesteld, geldig rijbewijs.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een personenauto bestuurd, terwijl hij niet in het bezit was van een daarvoor vereist rijbewijs. Daarmee heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan de geldende verkeersregels, die mede zien op de veiligheid op de weg. Ook heeft hij een onverantwoord risico genomen, mede omdat hij bij het veroorzaken van een ongeval niet verzekerd zou zijn geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 oktober 2017 is hij eerder ter zake van overtreding artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat een hechtenis voor de duur van 2 weken, als opgelegd door de kantonrechter in beginsel passend is te achten. Het hof ziet echter in de inmiddels gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals toegelicht ter terechtzitting aanleiding voor een andere strafmodaliteit te kiezen. Daarbij weegt mee dat het onderhavige feit reeds geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden.
Het hof acht, alles afwegende, als gevorderd door de advocaat-generaal, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van
L. Bähr, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 oktober 2017.
Mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.B. de Wit zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.