ECLI:NL:GHAMS:2017:4385

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
23-001052-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na verkeersongeval door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een verkeersongeval op 7 april 2016 in Amsterdam, waarbij hij de plaats van het ongeval had verlaten. De tenlastelegging betrof het verlaten van de plaats van het ongeval terwijl er schade was toegebracht aan een ander, in dit geval een slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 september 2017 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg opgelegd. De verdediging betoogde echter dat de verdachte vrijgesproken diende te worden, omdat de enige belastende verklaring afkomstig was van een getuige, waarvan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid ter discussie werden gesteld.

Het hof oordeelde dat de belastende verklaring van de getuige onvoldoende steun vond in ander bewijsmateriaal. Het hof benadrukte dat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs niet uitsluitend kan steunen op de verklaring van één getuige. Aangezien het bewijs niet wettig en overtuigend was, sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis waarvan beroep werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht door te verklaren dat niet bewezen was dat de verdachte het hem ten laste gelegde had begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001052-17
datum uitspraak: 19 september 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-193129-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 september 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, als degene die op of omstreeks 7 april 2016, al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig, betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Amsterdam op/aan de Laan van Vlaanderen, op of omstreeks 23:00 uur, de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 1] ) schade was toegebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Standpunt verdediging

Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu het enige bewijsmiddel dat ziet op de betrokkenheid van de verdachte bij het ongeval de verklaring van getuige [getuige 1] is. Volgens de raadsman dient aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van die verklaring te worden getwijfeld en kan deze verklaring derhalve niet bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde feit.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Naar het oordeel van hof vindt de belastende verklaring van de getuige [getuige 1] onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal, zodat de verdachte reeds om die reden dient te worden vrijgesproken. Meer in het bijzonder is hetgeen over het schadebeeld in het dossier is opgenomen, niet eenduidig en duidelijk genoeg om het zonder meer te kunnen relateren aan een incident met de auto van de verdachte. Het verweer van de raadsman over de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de getuige [getuige 1] behoeft daardoor geen bespreking meer.
Aan een beoordeling van de voorwaardelijke verzoeken tot het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] komt het hof bij deze stand van zaken niet toe.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E.M. Röttgering, mr. R.M. Steinhaus en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van T. van den Honert, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 september 2017.