In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar het hoger beroep was onbeperkt ingesteld, waardoor het hof ook de vrijspraak kon toetsen. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 156 hennepplanten in een woning te Amsterdam op 22 januari 2016. Het hof oordeelde dat de verdachte voldoende zeggenschap over de woning had en dat zij geacht kon worden de hennepplanten aanwezig te hebben gehad. Het hof verwierp het verweer van de verdachte dat zij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en concludeerde dat zij zich bewust was van de aanwezigheid van de planten. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals de rol van de verdachte in de zaak.