ECLI:NL:GHAMS:2017:4360

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
26 oktober 2017
Zaaknummer
23-001629-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag echtgenoot met voorwaardelijk opzet en matiging van straf op grond van vergevorderde leeftijd verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een 89-jarige vrouw, was beschuldigd van doodslag op haar echtgenoot, die op 10 januari 2015 in hun woning in Amsterdam werd aangetroffen met fatale steekwonden. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, die haar eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar kwam tot de conclusie dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor de dood van haar echtgenoot. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade had gehandeld, en sprak haar in dat opzicht vrij. Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte opzettelijk haar echtgenoot van het leven had beroofd, en kwalificeerde dit als doodslag. De verdachte had met een mes in de flank en borst van het slachtoffer gestoken, wat leidde tot zijn overlijden. Het hof hield rekening met de hoge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een lagere straf. De opgelegde straf van vier jaar gevangenisstraf werd gehandhaafd, met de mogelijkheid van aftrek van voorarrest. Daarnaast werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het mes, verbeurd verklaard. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact op de rechtsorde, ondanks de hoge leeftijd van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001629-17
datum uitspraak: 26 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-680008-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1928,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 10 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de flank en/of in de borstkas en/of in de long(slagader)(tak), in elk geval in het lichaam, van voornoemde [slachtoffer] gestoken en/of gesneden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere overwegingen komt.

Vrijspraak

Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, zoals is ten laste gelegd, zodat de verdachte in zoverre moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat zij opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, ook niet in voorwaardelijke zin. De raadsman heeft daartoe samengevat aangevoerd, dat weliswaar kan worden aangenomen dat de verdachte het mes in handen heeft gehad en dat het slachtoffer is overleden aan de met dat mes toegebrachte verwondingen, maar dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte deze verwondingen op enigerlei wijze doelbewust heeft toegebracht aan het slachtoffer.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 10 januari 2015 is in de woning aan de [adres] in Amsterdam het levenloze lichaam gevonden van [slachtoffer] , de echtgenoot van de verdachte. Hij bleek te zijn overleden aan de verwondingen als gevolg van een steekwond in zijn linker flank, lopend naar zijn borstkas en longslagadertak. De lengte van het steekkanaal bedroeg circa 10 centimeter. Het steekletsel kan worden verklaard door een in- en uitgaande beweging van het lemmet van een mes langs nagenoeg hetzelfde traject. In een keukenkast in de gezamenlijke woning van de verdachte en het slachtoffer is links voor in een messenblok een keukenmes aangetroffen. Op grond van onderzoek aan dit mes staat vast dat dit het mes was waarmee de fatale verwondingen zijn toegebracht. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat dit een lekker scherp mes was.
Niets wijst erop (noch is aangevoerd) dat naast de verdachte en het slachtoffer een ander persoon in de woning aanwezig was op het moment van het ontstaan van de steekwond. Uit de lokalisatie en de richting van het steekkanaal volgt bovendien dat het ‘meer waarschijnlijker’ is dat de verwonding door een ander is toegebracht dan dat het slachtoffer de verwonding aan zichzelf heeft toegebracht.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden leiden tot de slotsom dat het de verdachte is geweest die de steekbeweging heeft gemaakt en aldus de fatale verwondingen aan het slachtoffer heeft toegebracht.
Opzet
De beweging van de hand van de verdachte met daarin een mes is van een zodanige kracht geweest dat daardoor een diep steekkanaal in het lichaam van het slachtoffer is ontstaan. Gelet op (het traject van) het
steekkanaal in diens lichaam kan geen sprake zijn geweest van een ongecoördineerde, zwaaiende beweging. De verdachte heeft de beweging gemaakt toen haar hand met daarin het scherpe mes zich maximaal op een armlengte afstand van de linkerflank van het slachtoffer bevond. Van algemene bekendheid is dat zich in de romp vitale organen bevinden. Door aldus te handelen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven geroepen. De gedragingen van de verdachte zijn ook van dien aard geweest dat zij deze aanmerkelijke kans minst genomen willens en wetens heeft aanvaard.
De raadsman heeft nog geopperd dat de verdachte door alcoholgebruik in een zodanige fysieke of psychische toestand verkeerde dat zij niet in staat kon worden geacht de reikwijdte van haar handelen te onderkennen.
Dit verweer wordt verworpen.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep valt slechts af te leiden dat de verdachte alcoholhoudende drank heeft genuttigd op enig moment voordat de politie die dag in de echtelijke woning aankwam, maar niet wanneer zij dit heeft gedaan. Zo al kan worden aangenomen dat de verdachte alcohol had gedronken voor het moment waarop zij haar echtgenoot met een mes stak, kan hieruit niet de vergaande conclusie worden getrokken dat de verdachte – zoals geopperd door de raadsman – niet in staat was de reikwijdte van haar handelen te onderkennen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 10 januari 2015 te Amsterdam [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een mes in de flank, de borstkas en de longslagadertak van voornoemde [slachtoffer] gestoken, ten gevolge waarvan deze [slachtoffer] is overleden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft haar 88-jarige echtgenoot in hun gezamenlijke woning met een mes fatale verwondingen toegebracht. Hierdoor is het slachtoffer het recht te leven, het meest fundamentele recht, ontnomen. Door de handelwijze van de verdachte hebben de kinderen hun vader verloren en is hun onherstelbaar leed aangericht. Dergelijke misdrijven hebben een zeer schokkend karakter voor de rechtsorde.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte met haar echtgenoot een teruggetrokken bestaan leidde en nauwelijks bezoek ontving. Het slachtoffer was door zijn sterk verslechterende gezondheid voor zorg aangewezen op de verdachte. Er is echter geen concreet aanknopingspunt om ervan uit te gaan dat daardoor de fysieke en mentale draagkracht van de verdachte zodanig is aangetast dat dit in strafmatigende zin moet meewegen bij de beoordeling van de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De verdachte heeft hierover geen duidelijkheid verschaft.
De verdachte is onderzocht door een psychiater, een psycholoog en een (gedrags)neuroloog.
De psychiater [psychiater] en de psycholoog [psycholoog] hebben in hun rapporten van onderscheidenlijk 16 april 2015 en 15 april 2015 geconcludeerd dat bij de verdachte ook ten tijde van het ten laste gelegde geen ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens kan worden aangetoond.
In het rapport van 15 april 2015 heeft (gedrags)neuroloog [neuroloog] geconcludeerd dat sprake is van een hersenorganisch lijden ten tijde van het incident, maar dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat dit van invloed is geweest op het gedrag van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde.
Op basis van voorgaande bevindingen en conclusies stelt het hof vast dat het bewezen verklaarde handelen de verdachte volledig kan worden toegerekend.
De verdachte heeft aldus opzettelijk haar echtgenoot van het leven beroofd, terwijl haar dit feit volledig kan worden toegerekend. De enige passende sanctie hiervoor is in beginsel een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft zich voor de vraag gesteld gezien of de hoge leeftijd van de verdachte, die nu 89 jaar oud is, alsmede de kennelijke wens van haar kinderen om hun moeder in deze levensfase zoveel mogelijk bij te staan en te verzorgen, ertoe moeten leiden dat volstaan kan en moet worden met een geheel of deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman bepleit. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De genoemde omstandigheden laten onverlet dat sprake is van een zeer ernstig feit met een grote maatschappelijke impact, waarvoor de straf in het bijzonder dient tot bevestiging van de fundamentele maatschappelijke norm die een absoluut verbod om te doden inhoudt. Dit is niet anders indien de dader een hoge leeftijd heeft. Wel ziet het hof, evenals de advocaat-generaal, in de hoge leeftijd van de verdachte aanleiding om de normaliter passende en op te leggen gevangenisstraf te matigen.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die lager is dan die de rechtbank heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft geëist. Deze straf is passend en geboden.

Beslag

De dodelijke verwonding bij het slachtoffer is toegebracht met het hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven mes. Dit mes, bevattende bloedsporen, is daarna teruggezet in het in beslag genomen messenblok. Op grond hiervan beschouwt het hof het mes en het messenblok als een gezamenlijkheid van voorwerpen met behulp waarvan het bewezenverklaarde feit is begaan.
Deze voorwerpen, die de verdachte toebehoren, zullen worden verbeurd verklaard.
Het in beslag genomen horloge van het merk Pulsar zal aan de verdachte worden teruggegeven.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg mondeling afstand gedaan van de in beslag genomen kleding. Het hof begrijpt deze mededeling aldus dat daaronder zijn begrepen de in beslag genomen washand, handdoek en zakdoek. Om die reden zal het hof ten aanzien van deze in beslag genomen voorwerpen geen beslissing nemen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Mes, 4904870 en 17. Messenblok, 4907164
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 18. Horloge Pulsar, kleur goud, met zwart lederen band, 4904807.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid
van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 26 oktober 2017.
mr. Tilleman en mr. Aardema zijn buiten staat het arrest te ondertekenen.