In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof de diefstal van tien elektronische voetvijlen en vijf navullingen uit een winkel in Hoofddorp op 20 mei 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een gezamenlijk plan om de goederen te stelen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen, waarvan 7 dagen voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen en heeft gebruik gemaakt van geprepareerde tassen, wat duidt op een zekere mate van professionaliteit. De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.