ECLI:NL:GHAMS:2017:4220

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
200.163.468/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontbinding koopovereenkomst auto na mankementen door bijzonder gebruik

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de koopovereenkomst van een Mitsubishi Lancer Evolution IV werd ontbonden. [geïntimeerde] had de auto gekocht van [appellant] en klaagde binnen zes maanden na de koop over gebreken aan de auto. Het hof oordeelt dat de auto door [geïntimeerde] voor andere doeleinden is gebruikt dan normaal, wat heeft geleid tot extra oliegebruik en uiteindelijk een olietekort. Het hof concludeert dat er geen grond is voor ontbinding van de overeenkomst, omdat het wettelijk vermoeden van gebreken ten tijde van de verkoop niet van toepassing is. De grieven van [appellant] slagen, en het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter, wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.163.468/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 2726892 / CV EXPL 14-581
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 oktober 2017 (bij vervroeging)
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. H.A. Sarolea te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.S. Cuperus te Heerenveen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 27 november 2014 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), van 28 augustus 2014, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, dan wel een beslissing zal nemen in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad en naar het hof begrijpt - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder het kopje ‘de feiten’ onder a. tot en met g. de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
Op 7 december 2010 heeft [geïntimeerde] een Mitsubishi Lancer Evolution IV uit 1996 met [kenteken] en kilometerstand 124.000 (hierna: de auto) gekocht van [appellant] voor een bedrag van € 6.571,50 (hierna: de koopovereenkomst).
2.2
Een dan wel twee maanden na aankoop heeft [geïntimeerde] de auto bij [appellant] gebracht met klachten over een rammelende motor en omdat ‘[geïntimeerde] hier vervolgens niet verder mee kon rijden’.
2.3
In augustus 2011 berichtte [appellant] aan [geïntimeerde] dat de motor van de auto stuk was en dat reparatie € 1.200,-, althans tussen € 1.200,- en € 1.500,- zou kosten. [geïntimeerde] heeft een bedrag van € 500,- aanbetaald.
2.4
Toen bleek dat niet alleen de turbo van de auto stuk was, maar tevens de krukas alsmede de zuigerstangen verbogen bleken, is er nader contact geweest tussen partijen over het reparatiebedrag. Dat heeft niet tot overeenstemming geleid.
2.5
Bij brief gedateerd 14 november 2012 (waarop handgeschreven is toegevoegd: verzonden 29-11-12) heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] [appellant] aangeschreven en verzocht inzage te geven in de stand van zaken nu de auto meer dan 15 maanden in het bezit was van [appellant] en aangegeven dat [geïntimeerde] als gevolg daarvan schade leed en zal lijden. [appellant] werd aangesproken om een bedrag van € 5.700,- te betalen en binnen een week te reageren, bij gebreke waarvan een gerechtelijke procedure zou worden geëntameerd.
2.6
[appellant] heeft bij e-mail van 7 januari 2013 aan de gemachtigde van [geïntimeerde] gereageerd, en daarin (samengevat) aangevoerd dat de schade aan de motor is ontstaan door een tekort aan olie, dat het oliepeil te allen tijde de verantwoording is van de bestuurder/eigenaar en dat er ten tijde van de verkoop geen enkele aanwijzing was dat de auto olie verbruikte, [appellant] reed er op dat moment zelf mee. [geïntimeerde] heeft, aldus [appellant], erg hard gereden ‘en simpelweg nooit het oliepeil gecontroleerd’. Verder reageerde [appellant] op de gang van zaken met betrekking tot de afspraken omtrent de reparatie.
2.7
Er heeft geen (verdere) betaling plaatsgevonden en de auto is nog steeds bij [appellant].

3.Beoordeling

3.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg primair ontbinding van de koopovereenkomst gevorderd en terugbetaling van € 7.071,50, zijnde de aanschafprijs vermeerderd met de reparatiekosten en subsidiair op grond van dwaling gevorderd de koopovereenkomst te vernietigen en [appellant] te veroordelen € 7.071,50, zijnde de aanschafprijs en reparatiekosten, aan [geïntimeerde] te voldoen, de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.2
[appellant] heeft zich tegen de vordering verzet en verzocht deze af te wijzen.
3.3
De kantonrechter heeft de primaire vordering toegewezen, de koopovereenkomst ontbonden, [appellant] veroordeeld aan [geïntimeerde] € 7.071,50 te betalen alsmede [appellant] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft daartoe, voor zover thans nog relevant, overwogen dat [geïntimeerde] binnen zes maanden na het sluiten van de koopovereenkomst heeft geklaagd over gebreken aan de auto, dat op grond van artikel 7:18 lid 2 BW daarmee sprake is van een vermoeden dat deze gebreken al bestonden ten tijde van de aankoop en de auto dus niet beantwoordde aan de overeenkomst. [appellant] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld noch bewijs aangeboden aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de gebreken ten tijde van de aflevering van de auto niet bestonden. Het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW is dan ook niet weerlegd, aldus de kantonrechter.
3.4
[appellant] voert tegen het vonnis zes grieven aan. De grieven I en V betreffen de gang van zaken met betrekking tot de afspraak die in augustus 2011 over de reparatie is gemaakt. Grief II richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] met succes een beroep kon doen op het ten tijde van de koop ontbreken van de eigenschappen nodig voor het bijzondere gebruik van de auto. In grief III bestrijdt [appellant] dat hij het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW niet heeft weerlegd. Met grief IV voert [appellant] aan dat zich geen grond voor ontbinding van de koopovereenkomst heeft voorgedaan. Met grief VI betoogt [appellant] dat de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] ten onrechte heeft toegewezen.
3.5
Het hof ziet redenen de grieven II, III, IV en VI gezamenlijk te behandelen. Met deze grieven voert [appellant] aan dat de auto wel voldeed aan de overeenkomst en dat [geïntimeerde] niet met succes beroep kan doen op het wettelijk vermoeden van artikel 7:18 lid 2 BW. Het hof overweegt als volgt.
3.6
[appellant] heeft van meet af aan – zowel in zijn correspondentie aan de gemachtigde van [geïntimeerde], als ten processe - betoogd dat het mankement aan de auto, zoals zich dat een à twee maanden na de levering voordeed, is veroorzaakt door een gebrek aan olie in de motor. [geïntimeerde] heeft dat nimmer weersproken, zodat het hof daar ook van uitgaat. [appellant] heeft voorts aangevoerd, en [geïntimeerde] heeft ook niet weersproken, dat bij een gebrek aan olie in de motor, eerst de turbo kapot gaat, er vervolgens zwarte rook uit de uitlaat komt en voorts ook andere onderdelen van de motor (waaronder krukassen en aandrijfstangen) kapot gaan. [appellant] heeft verder, zowel in eerste aanleg (‘naar mijn idee heeft de heer [geïntimeerde] erg hard met de auto gereden’) als in beroep (de auto is stuk gegaan tijdens een tuning bijeenkomst, dat is een bijeenkomst waarbij jongeren met opgevoerde auto’s zich verzamelen) aangevoerd dat [geïntimeerde] roekeloos rijgedrag heeft vertoond, in het bijzonder hard heeft doorgereden ondanks overmatig olieverlies dat in de vorm van zwarte rook duidelijk zichtbaar moet zijn geweest. [geïntimeerde] heeft dit standpunt van [appellant] in het geheel niet weersproken. [geïntimeerde] heeft ook niet weersproken Smits standpunt, dat een ‘zwaar’ gebruik van de auto (waarmee gedoeld wordt op: hard rijden en scherpe bochten maken) tot extra olie gebruik leidt en met name de turbo kwetsbaar maakt voor een te laag niveau aan olie. [geïntimeerde] heeft evenmin weersproken Smits stellingname dat [appellant] de auto ten tijde van de verkoop zelf bereed en dat er toen niets bijzonders aan de hand was, alsook dat de auto een à twee maanden voor de verkoop ‘op het circuit (is) geweest, hiervan zijn meerdere foto’s en filmpjes waarbij er geen rook zichtbaar is uit de uitlaat’.
3.7
Het hof is van oordeel dat daarmee voldoende is komen vast te staan dat [geïntimeerde] de auto heeft gebruikt voor andere doeleinden dan het gewoon gebruik van een auto, doch de auto heeft gebruikt om daarmee (zeer) hard te rijden. Daarmee is sprake van een situatie dat de aard van de zaak en de aard van de afwijking zich tegen het aannemen van een wettelijk vermoeden op grond van artikel 7:18 lid 2 BW verzet. Voor zover aan [geïntimeerde] wel een beroep op artikel 7:18 lid 2 BW zou toekomen, acht het hof genoemd vermoeden bovendien door [appellant] voldoende ontkracht. Vast is komen te staan dan het mankement aan de auto is ontstaan door een gebrek aan olie. [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat een dergelijk mankement voor hem zichtbaar had kunnen zijn, doordat na het kapotgaan van de turbo er zwarte rook uit de uitlaat komt, alvorens de rest van de motor kapot gaat. [geïntimeerde] heeft naar eigen zeggen gedurende een maand 450 kilometer met de auto gereden (volgens [appellant] tussen 1.000 en 1.500 kilometer) zodat in ieder geval in die periode van een gebrek aan olie, met de thans veroorzaakte schade tot gevolg, nog geen sprake was. Gelet op het onweersproken standpunt van [appellant] over het door hem zelf gebruiken van de auto op het moment van verkoop, acht het hof aannemelijk dat er op het moment van de verkoop geen tekort aan olie bestond en acht het hof eveneens aannemelijk dat [geïntimeerde] geen acht heeft geslagen op het oliepeil. Het hof acht voorts aannemelijk dat het het bijzondere gebruik van de auto door [geïntimeerde] (waaronder hard rijden) is dat tot het extra oliegebruik en uiteindelijk olietekort heeft geleid. Aldus is geen sprake van een situatie dat de auto niet heeft voldaan aan hetgeen was overeengekomen. Er is daarom geen grond voor ontbinding van de overeenkomst. Evenmin is er grond voor vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling, zoals [geïntimeerde] in eerste aanleg had aangevoerd. [appellant] behoefde hem niet in te lichten over bij de auto aanwezige gebreken, nu niet is gebleken dat de auto bij de verkoop gebreken kende. De grieven II, III, IV en VI slagen. De kantonrechter heeft de koopovereenkomst ten onrechte ontbonden en [appellant] ten onrechte veroordeeld aan [geïntimeerde] € 7.071,50 te voldoen. De grieven I en V behoeven daarmee geen bespreking meer. Opnieuw rechtdoende zal de vordering van [geïntimeerde] worden afgewezen.
3.9
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op nihil en in hoger beroep tot op heden op € 388,52 aan verschotten en € 632,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, D. Kingma en G.C. Boot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.