ECLI:NL:GHAMS:2017:4203

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
23-003250-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van geluidsapparatuur met bewijsverweer en Salduz-norm

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van diefstal van geluidsapparatuur ter waarde van ongeveer 679,88 euro, gepleegd in de periode van 14 tot en met 18 maart 2015 te Haarlem. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de verdachte bij de politie uitgesloten moesten worden van het bewijs, omdat hij geen consultatiebijstand had gekregen, in strijd met de Salduz-norm. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte inderdaad niet gebruikt konden worden als bewijs, omdat hij geen advocaat had kunnen consulteren tijdens zijn verhoor.

Daarnaast werd er een bewijsverweer gevoerd over de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden. Het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, aangezien de verdachte en zijn medeverdachte op beide dagen samen de winkel Dixons hadden betreden en goederen in een tas hadden geplaatst zonder deze af te rekenen. Het hof achtte de verdachte schuldig aan diefstal in vereniging en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De straf werd bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds april 2016 in een begeleid wonen instelling verblijft en werkt bij een kringloopwinkel. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk zou zijn, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003250-15
datum uitspraak: 18 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 augustus 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-108311-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1986,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 maart 2015 tot en met 18 maart 2015 op een of meerdere tijdstippen te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse geluidsapparatuur met een totale winkelwaarde van ongeveer 679,88 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Dixons, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring en tot een andere straf komt dan de politierechter.

Nadere overwegingen met betrekking tot het bewijs

Salduz-norm
De raadsvrouw heeft bepleit dat verklaringen die de verdachte bij de politie heeft afgelegd, uitgesloten dienen te worden van het bewijs, nu de verdachte geen consultatiebijstand heeft gekregen en hier evenmin afstand van heeft gedaan.
Met de raadsvrouw en de advocaat-generaal stelt het hof vast dat de verdachte beide keren dat hij door de politie werd gehoord, geen advocaat heeft kunnen consulteren met betrekking tot de verdenking ter zake van het onderhavige feitencomplex. Het hof zal daarom de verklaringen zoals de verdachte die blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal op 27 en 28 mei 2015 tegenover de politie heeft afgelegd van het bewijs uitsluiten.
Betrouwbaarheid herkenning, bewijsverweer
De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit dat de herkenningen van de verdachte door de verbalisanten als zijnde de persoon die op de aan hen getoonde screenshots van de bewegende beelden van de beveiligingscamera’s van Dixon is afgebeeld, onvoldoende specifiek zijn en dat onduidelijk is op grond van welke concrete lichaamskenmerken de verbalisanten de verdachte hebben herkend. Voorts heeft zij aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de diefstallen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij vaker in de Dixons is geweest, waaronder op 14 maart 2015, en dat hij daar met de medeverdachte [medeverdachte] was. Hij heeft daarnaast verklaard dat de medeverdachte hem een tas heeft gegeven en dat hij met de tas naar buiten is gelopen. Voorts is opgenomen in het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] , die de camerabeelden met betrekking tot de beide ten laste gelegde data heeft uitgekeken, dat op de beelden van 18 maart 2015 de personen bij de in - en uitgang van de Dixons te Haarlem zijn verschenen die al eerder gezien zijn op de beelden van 14 maart 2015. Gelet daarop is vast komen te staan dat de verdachte de persoon is die op 14 en op 18 maart 2015 samen met genoemde medeverdachte in de Dixons is geweest.
Voor het overige vindt het verweer zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Het hof verwerpt daarom het verweer.
Medeplegen
Op grond van het proces-verbaal van bevindingen op pagina 18 en verder van het dossier stelt het hof vast dat de verdachte en de medeverdachte op beide in de tenlastelegging genoemde dagen tegelijkertijd de winkel Dixons hebben betreden, dat zij allebei goederen (die het eigendom waren van Dixons) in een en dezelfde meegebrachte tas hebben geplaatst en daarna kort na elkaar, zonder de goederen af te rekenen, de winkel met de tas hebben verlaten. Gelet daarop was naar het oordeel van het hof sprake van een gezamenlijke uitvoering, waarbij de verdachte en diens medeverdachte in een voor de bewezenverklaring van het ‘in vereniging’ vereiste nauwe en bewuste samenwerking ieder een voldoende significante bijdrage hebben geleverd aan de beide diefstallen. Het hof komt daarom tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 maart 2015 en op 18 maart 2015 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen diverse geluidsapparatuur toebehorende aan Dixons.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in nauwe en bewuste samenwerking met zijn mededader op twee verschillende dagen uit een winkel geluidsapparatuur gestolen. De gestolen goederen vertegenwoordigen een aanzienlijke waarde. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van de betreffende winkelketen niet te respecteren. Winkeldiefstal is bovendien een ergerlijk feit dat voor de winkelier overlast en vaak schade meebrengt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 maart 2017 is de verdachte bovendien eerder ter zake van winkeldiefstallen onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
In beginsel is voor feiten als de onderhavige een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige weken passend. Met de advocaat-generaal ziet het hof echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken.
Blijkens een door de raadsvrouw overgelegd onderzoeksverslag woont de verdachte sinds april 2016, na een periode van dakloosheid, in een instelling voor begeleid wonen, te weten RIBW Huis en Haard. Ook werkt de verdachte bij een kringloopwinkel. Binnen Huis en Haard wordt de verdachte een stevige dagstructuur geboden.
Een onvoorwaardelijke detentie zou ervoor zorgen dat de verdachte zijn plek bij Huis en Haard verliest en zou daardoor de door de verdachte ingezette positieve lijn doorkruisen, hetgeen ook uit oogpunt van beperking van het recidivegevaar onwenselijk is. Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2017.
=========================================================================
[…]