In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van diefstal van geluidsapparatuur ter waarde van ongeveer 679,88 euro, gepleegd in de periode van 14 tot en met 18 maart 2015 te Haarlem. De verdediging voerde aan dat de verklaringen van de verdachte bij de politie uitgesloten moesten worden van het bewijs, omdat hij geen consultatiebijstand had gekregen, in strijd met de Salduz-norm. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte inderdaad niet gebruikt konden worden als bewijs, omdat hij geen advocaat had kunnen consulteren tijdens zijn verhoor.
Daarnaast werd er een bewijsverweer gevoerd over de betrouwbaarheid van de herkenning van de verdachte door verbalisanten op camerabeelden. Het hof concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de diefstal, aangezien de verdachte en zijn medeverdachte op beide dagen samen de winkel Dixons hadden betreden en goederen in een tas hadden geplaatst zonder deze af te rekenen. Het hof achtte de verdachte schuldig aan diefstal in vereniging en vernietigde het eerdere vonnis, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De straf werd bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die sinds april 2016 in een begeleid wonen instelling verblijft en werkt bij een kringloopwinkel. Het hof oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk zou zijn, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte.