ECLI:NL:GHAMS:2017:4202

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
17 oktober 2017
Zaaknummer
23-001416-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal door dakloze man met beroep op psychische overmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een dakloze man, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor diefstal. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot veertien dagen gevangenisstraf, waarvan zeven dagen voorwaardelijk. De verdachte stelde dat hij niet strafbaar was omdat hij zich in een situatie van psychische overmacht bevond, veroorzaakt door de stopzetting van zijn uitkering, wat hem dakloos maakte. Het hof heeft het beroep op psychische overmacht verworpen, omdat niet aannemelijk was dat de verdachte geen andere keuzes had kunnen maken dan diefstal. Het hof oordeelde dat er alternatieven waren, zoals hulp vragen bij lokale instanties of terugkeren naar een opvang in een andere regio. De verdachte had moeten kiezen voor een van deze opties. Het hof heeft de strafoplegging van de politierechter vernietigd en in plaats daarvan een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels stappen ondernam om zijn leven weer op orde te krijgen. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001416-16
datum uitspraak: 18 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-023180-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de overwegingen met betrekking tot de strafbaarheid van de verdachte en de gronden ten aanzien van de strafoplegging vervangt door de navolgende.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte niet strafbaar is, omdat de verdachte in een situatie van psychische overmacht dan wel noodtoestand verkeerde. De uitkering van de verdachte was ten onrechte stopgezet en daardoor was de verdachte dakloos geraakt. Omdat hij kort daarvoor vanuit een andere regio naar Amsterdam was verhuisd, konden hulpverleningsinstanties in Amsterdam de verdachte niet helpen. Vanwege de kou had de verdachte slechts de keuze tussen ofwel een trui stelen, ofwel doodvriezen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hierover als volgt.
Het hof verwerpt het beroep op psychische overmacht, omdat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Hoewel de verdachte in een lastige situatie verkeerde, waren er zelfs in zijn situatie nog andere mogelijkheden om zijn problemen op te lossen dan de door hem gepleegde diefstal, zoals een bezoek aan één van de weggeefwinkels in Amsterdam of een verzoek om kleding bij één van de diverse instanties in Amsterdam die hulp en opvang bieden aan daklozen, dan wel door voor een korte periode terug te keren naar de opvang in Alkmaar. De raadsman heeft weliswaar gesteld dat “de daklozenopvang de verdachte niet wilde hebben”, maar daarmee is geenszins aannemelijk geworden dat hij geen enkele adequate hulp heeft kunnen verkrijgen. De verdachte had voor één van die andere oplossingen moeten kiezen.
Voor zover de raadsman heeft bedoeld te bepleiten dat sprake was van overmacht in de zin van noodtoestand, merkt het hof op dat, gelet op het hiervoor overwogene, evenmin sprake was van een situatie waarin de verdachte in redelijkheid niet mocht worden gevraagd anders te handelen vanwege conflicterende belangen of plichten.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot veertien dagen gevangenisstraf, waarvan zeven dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een vest uit een winkel gestolen met behulp van een geprepareerde tas. Winkeldiefstal veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor het desbetreffende winkelbedrijf. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 maart 2017 is hij eerder ter zake van winkeldiefstallen onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Op grond van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep, met stukken onderbouwd, naar voren is gekomen is aannemelijk dat de verdachte ten tijde van de diefstal in een zeer moeilijke situatie verkeerde. De uitkering van de verdachte was stopgezet, hetgeen achteraf onterecht bleek te zijn. Hierdoor was de verdachte ten tijde van het delict dakloos. Ook is gebleken dat de verdachte momenteel doende is zijn leven weer op orde te brengen en dat hij daarvoor hulp heeft gezocht bij hulpverlenende instanties. Dit weegt het hof in het voordeel van de verdachte mee. Om deze positieve ontwikkelingen niet te doorkruisen, alsmede om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen, zal hem een geheel voorwaardelijke straf worden opgelegd. Anders dan de raadsman heeft bepleit kan niet worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, gelet op de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Bek, mr. C.N. Dalebout en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 april 2017.
=========================================================================
[…]