In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van poging tot diefstal met braak, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg, omdat volgens artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gehouden op 1 september 2016 en 2 oktober 2017. De tenlastelegging betrof een poging tot diefstal van onderdelen uit een BMW 428i Cabrio, waarbij dactyloscopische sporen van de verdachte op een vuilniszak zijn aangetroffen. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de betrokkenheid van de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, omdat er geen ander bewijs was dat de verdachte met het feit in verband bracht. De vingerafdrukken alleen waren onvoldoende om de verdachte te veroordelen.
Daarnaast heeft de benadeelde partij, een BMW-dealer, een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden. Het hof heeft de kosten van de procedure voor beide partijen bepaald, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de griffier, hoewel mr. A.M. van Woensel niet in staat was het arrest te ondertekenen.