ECLI:NL:GHAMS:2017:4199

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2017
Publicatiedatum
16 oktober 2017
Zaaknummer
23-000919-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 6 december 2015 in Slootdorp, gemeente Hollands Kroon. De tenlastelegging betrof het rijden met een alcoholgehalte van 665 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij op de bewuste avond geen alcohol had genuttigd voordat hij in zijn auto ging zitten, maar dat hij in slaap was gevallen terwijl hij in de auto zat om WhatsApp-berichten te bekijken. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op het moment van aantreffen in een slapende toestand op de bestuurdersstoel zat en dat de ademanalyse een hoge alcoholconcentratie aantoonde. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en zijn getuigen als ongeloofwaardig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, 25 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de eerdere transactie van de verdachte voor een soortgelijk feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000919-16
datum uitspraak: 16 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96-248048-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 november 2016 en 2 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 december 2015 te Slootdorp, gemeente Hollands Kroon als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 6 december 2015 niet onder invloed van alcohol heeft gereden en heeft dit als volgt onderbouwd.
De verdachte is op 5 december 2015 met de auto naar een feestje bij [feestje van] in Schagen-Zuid gegaan. Op dat feestje heeft hij geen alcoholhoudende drank genuttigd. Na afloop van het feest is hij met de auto naar huis gereden, maar wilde onderweg parkeren, omdat hij de jas van zijn vriend [vriend] in zijn auto zag liggen en hem wilde bellen met de vraag of het nodig was de jas terug te brengen. De verdachte raakte bij het parkeren met zijn auto in een zachte berm, kreeg de auto niet meer uit die berm en is naar huis gelopen. Na thuiskomst, omstreeks 03:00 uur, is de verdachte bier en whiskey gaan drinken. Vervolgens bedacht hij dat zijn laptop nog in de auto lag. Rond 06:30 uur is hij naar de auto gelopen om die laptop te halen. Toen is hij in de auto achter het stuur gaan zitten om WhatsApp-berichten te bekijken en is hij in slaap gevallen. Even later werd hij daar aangetroffen door een man (het hof: getuige [getuige] ). Voorts heeft de verdachte verklaard dat de betrokken politieambtenaren hebben gesjoemeld met de kruisjes op het door hen ingevulde formulier (het hof begrijpt: het van kruisjesvelden voorziene proces-verbaal), in bijzonder met betrekking tot het kruisje dat zag op de bekentenis van de verdachte dat hij als bestuurder had gereden na het gebruik van alcohol. Volgens de verdachte heeft hij de betrokken politieambtenaar verzocht dat kruisje te verwijderen en heeft hij vervolgens een nieuw uitgeprint formulier ondertekend, waarbij hij, door zijn dronken toestand, over het hoofd zag dat het kruisje niet was verwijderd.
Diens raadsvrouw heeft zich, deels onder verwijzing naar de lezing van de verdachte, op het standpunt gesteld dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden gezegd dat de verdachte de auto heeft bestuurd, terwijl hij te veel alcohol had gedronken. Zij heeft om deze reden gevraagd de verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.
Het hof overweegt dat op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende kan worden vastgesteld. De verdachte is op 6 december 2015 omstreeks 6.45 uur in slapende toestand door [getuige] aangetroffen op de bestuurdersstoel van een auto. Uit een even later bij de verdachte afgenomen blaastest bleek dat hij veel alcohol had gedronken; de ademanalyse had als resultaat 665 µg/l. De verdachte heeft zijn handtekening gezet onder een (in een proces-verbaal opgenomen) verklaring die inhoudt dat hij na het nuttigen van alcoholhoudende drank als bestuurder was opgetreden. Op grond hiervan kan wettig worden bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Het hof is van oordeel dat het door de verdachte geschetste alternatieve scenario niet geloofwaardig is, omdat de verdachte op verschillende punten verre van consistent heeft verklaard, zijn verklaring onvoldoende steun vindt in de verklaring van zijn ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoorde vader – zo zou volgens diens verklaring de verdachte op een verjaardag in Den Over zijn geweest (en dus niet op een feest in Schagen-Zuid) – en bepaald geen steun vindt in de verklaringen die ten overstaan van de raadsheer-commissaris als getuigen zijn afgelegd door [vriend] en [feestje van] (laatstgenoemde heeft zelfs verklaard op 5 december 2015 géén feest te hebben gegeven). Bovendien acht het hof de stelling van de verdachte dat de betrokken politieambtenaren met de kruisjes op het hiervoor bedoelde proces-verbaal hebben ‘gesjoemeld’ volstrekt ongeloofwaardig. Op zichzelf is al onaannemelijk dat politieambtenaren in een dergelijk door hen op ambtseed opgemaakt proces-verbaal opzettelijk onwaarheid opnemen. Daar komt in dit geval bij dat de verklaring van de verdachte erop neer komt dat hem aanvankelijk was opgevallen dat het proces-verbaal foutief was opgesteld en hij vervolgens het – naar zijn zeggen opnieuw geprinte – proces-verbaal niet heeft gecontroleerd (omdat hij dronken was). Het hof kan daaraan geen enkel geloof hechten.
Het tenlastegelegde kan bij die stand van zaken, niet alleen wettig, maar ook overtuigend bewezen worden en wel op de wijze als na te melden; het tot vrijspraak strekkende verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 december 2015 te Slootdorp, gemeente Hollands Kroon, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 665 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750, subsidiair 15 dagen hechtenis, waarvan € 250 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot 30 uur taakstraf, subsidiair 15 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft onder invloed van een forse hoeveelheid alcohol een auto bestuurd. Dit is een ernstig vergrijp, omdat het rijden onder invloed de verkeersveiligheid danig in gevaar brengt. De verdachte was door zijn aanzienlijke drankgebruik zo slecht tot besturen in staat dat hij met de auto naast de weg in een berm terecht is gekomen. Vervolgens is hij in zijn auto in slaap gevallen. Hij sliep zo diep dat een medeweggebruiker die hem aantrof hem met hard bonzen op het raam niet wakker kreeg en zich genoodzaakt zag ten behoeve van het welzijn van de verdachte 112 te bellen. In dit licht kan worden gesteld dat het een gelukkige omstandigheid is dat de verdachte geen ongeval heeft veroorzaakt, maar tegelijk, dat die omstandigheid allerminst aan de verdachte te danken is. De verdachte heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven te zijn doordrongen van de ernst van het gevaar dat hij heeft veroorzaakt en daarmee van de verwijtbaarheid van zijn gedrag. De verdachte heeft er in deze stafprocedure daarentegen veel aan gedaan om aan zijn verantwoordelijkheid te ontkomen. Mede daarom ziet het hof reden door de op te leggen straf te onderstrepen hoe gevaarlijk en onverantwoordelijk de verdachte zich heeft gedragen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 september 2017 heeft hij eerder een transactie in de vorm van een geldsom betaald voor het rijden onder invloed. Dit weegt het hof in het nadeel van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd niet kan worden volstaan en acht, alles afwegende, een taakstraf en ontzegging van bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van na te melden duur passend en geboden. Dat betekent dat een geldboete, al dan niet gedeeltelijk voorwaardelijk of te betalen in termijnen, zoals door de raadsvrouw bepleit, niet in aanmerking komt. De persoonlijke situatie van de verdachte, zoals deze op de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen, brengt het hof niet tot een ander oordeel.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 oktober 2017.
Mr. A.M. van Woensel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.