Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Het is huurder uitsluitend met voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk onder te verhuren of aan derden in gebruik te geven. (…) Indien huurder het gehuurde zonder toestemming van verhuurder geheel of gedeeltelijk heeft onderverhuurd, in huur heeft afgestaan of aan derden in gebruik heeft gegeven, rust de bewijslast dat huurder onafgebroken het hoofdverblijf in het gehuurde heeft behouden op huurder. (…) Indien huurder in strijd met dit verbod de gehele woning heeft onderverhuurd, aan derde(n) in gebruik heeft gegeven (…) is hij aan verhuurder een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare boete verschuldigd van 10% van de alsdan geldende bruto-huurprijs per dag of gedeelte van een dag gedurende welke huurder in strijd met dit verbod handelt. (…) Voor ongeoorloofde verhuur geldt voorts dat huurder alle door onderhuur verkregen inkomsten aan verhuurder dient af te dragen.”Artikel 6.8 van de Algemene Huurvoorwaarden houdt onder meer in:
“(…) Daarnaast is hij gehouden het bewijs te leveren dat hij het gehuurde onafgebroken heeft bewoond en er onafgebroken zijn hoofdverblijf heeft gehad en heeft. In rechte draagt huurder daarvan evenzeer de bewijslast.”
“ [X] en ik bellen aan bij het adres om 19.10 uur. Er doet een jongen open. Wij geven aan dat wij van Parteon zijn, en op zoek zij naar de hoofdhuurder. Hij geeft aan dat hij dat is. (…) De woning is strak ingericht. Het is een twee kamer woning. In de woonkamer staat een grote zwarte leren bank, en er ligt een laptop op de bank. In de slaapkamer staat een beslapen twee persoons bed. Wij vragen meneer waar de hoofdhuurder is, en wat zij van hem is. Zij is zijn zus. Ze verblijft bij haar moeder omdat hun moeder blind is en hulp nodig heeft. Wij vragen nog naar de andere zus die ook ingeschreven staat. Volgens hem zit die nog op school. Moeder woont op [adres 2] ook in een woning van Parteon. Wij mogen de woning zien, en vragen naar de spullen van zijn zus. In de kledingkast liggen alleen mannen kleding. Ergens onderaan ligt een roze shirtje dat is van zijn zus. Wij vragen waar zijn zus slaapt dan als zij hier is. Volgens haar broer slaapt ze dan op de bank, maar ze is er niet zo vaak. Al haar spullen liggen in de woning van zijn moeder, geeft hij aan, omdat ze daar meer is dan hier in de woning. In de woning is geen administratie van onze huurder, geen dames toiletspullen, geen kleding. Niets toont aan dat er een vrouw woont, alles wijst erop dat er alleen een man in deze woning woont. Wij vragen nogmaals om zijn legitimatiebewijs, dat ligt in de auto, we lopen mee. Hij laat zien dat hij [broer geïntimeerde] van [geboortedatum 1] is. (…) Wij gaan naar de woning van de moeder. Daar treffen we de moeder en [vader geïntimeerde] [geboortedatum 2] aan en een broertje. Onze hoofdhuurder is er niet maar ze komt wel straks geven ze aan. Wij mogen ook deze woning zien. Beneden is een slaapkamer met allerlei dames kleding. Daar slaapt [zus geïntimeerde] (die niet meer op school zit maar een baan heeft als tandartsassistente, broer wist dit waarschijnlijk niet) Wij kunnen niet duidelijk vast stellen van wie al deze spullen zijn. Aannemelijk is het wel dat een gedeelte van de spullen van onze huurder [geïntimeerde] is.”
(…) Buiten troffen wij in eerste instantie de onderbuurman de heer [C] aan. Hij woont op het adres [adres 3] . Bij de vraag of hij wist wie er woont op nummer [adres 1] , begon hij meteen te lachen. Hij gaf aan dat er geen vrouwen wonen, zoals op ons huurcontract staat, maar een man alleen. De man ziet hij geregeld en deze bewoning was al gelijk bij de start van de huurovereenkomst. (…) Wij spraken aan de deur mevrouw [D] , wonende op [adres 4] . Zij verklaarde dat er alleen een Turkse jongen woont. Zij ziet hem regelmatig. (…) Mw. [D] heeft wel een keer een vrouw gezien op nr [adres 1] , die zich voorstelde als de zus van de hoofdbewoner.”