In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag op 18 december 2008, waarbij hij met een vuurwapen op het lichaam van het slachtoffer heeft geschoten. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij handelde uit noodweer, omdat het slachtoffer hem met een mes bedreigde. Het hof heeft vastgesteld dat de precieze gang van zaken tijdens het schietincident niet kon worden vastgesteld, maar dat de lezing van de verdachte niet onaannemelijk was. Het hof heeft geoordeeld dat er sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waardoor de verdachte zich niet kon onttrekken aan de situatie. Het hof heeft de verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat het bewezen verklaarde niet als strafbaar feit kan worden gekwalificeerd. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.