ECLI:NL:GHAMS:2017:4144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
23-001930-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een bromfiets en onderdelen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep de beslissing tot vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 september 2015 in Amsterdam een bromfiets, merk Vespa Piaggio, en onderdelen daarvan voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de kinderrechter. Het hof heeft de eerdere vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uur. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deel van de werkstraf voorwaardelijk op te leggen, omdat de verdachte het laakbare van zijn handelen niet inziet. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoon van de verdachte. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.

Uitspraak

parketnummer: 23-001930-16
datum uitspraak: 16 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 20 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-741224-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door kinderrechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, ten laste gelegd dat:
2 primair:
hij op of omstreeks 24 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (merk: Vespa Piaggo en voorzien van kenteken: [kenteken] ), en/of een of meer onderdelen van voornoemde bromfiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of [B.V.] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s);
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een bromfiets (merk: Vespa Piaggo en voorzien van kenteken: [kenteken] ) en/of een of meer onderdelen van voornoemde bromfiets heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde heling. Hij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] onbetrouwbaar is en derhalve niet voor het bewijs gebruikt kan worden. Daarnaast heeft niemand de verdachte zien sleutelen aan of zelfs maar bezig gezien met de gestolen bromfiets in de boxruimte. Tot slot kan van de onderdelen die in de boxruimte zijn aangetroffen niet worden vastgesteld dat deze afkomstig zijn van de gestolen bromfiets.
Nu het hof de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] niet gebruikt voor het bewijs, behoeft het verweer daaromtrent geen nadere bespreking.
Met betrekking tot het overige dat door de raadsman naar voren is gebracht, overweegt het hof als volgt.
Op donderdag 24 september 2015 tussen 13.00 en 17.00 uur, in elk geval na 11.00 uur is een Vespa bromfiets gestolen. Diezelfde dag rond 18.00 uur gaat de politie naar de Hagenau nadat zij een melding hebben ontvangen dat er een behoorlijke benzinelucht geroken is welke afkomstig is uit de boxgang. Om18.20 uur wordt de gestolen bromfiets door verbalisanten aangetroffen in de boxgang, bij de ingang van de box behorend bij de woning van de verdachte. Onder de bromfiets ligt een grote plas olie. De verbalisanten zien dat de buddyseat en de kentekenplaat zijn verwijderd. Later zien zij dat ook de helmbak, het stuur, het dashboard en onderdelen van de motor zijn gedemonteerd. De verdachte staat op het moment dat de verbalisanten de boxgang betreden in de directe omgeving van de brommer die voor de geopende boxdeur staat. Kort daarna legt de verdachte een schroevendraaier, die tot dan op de grond bij de bromfiets lag, in de boxruimte behorende bij zijn woning. Hij sluit de boxruimte vervolgens af en gooit de sleutel naar zijn moeder. Dit om te voorkomen dat de verbalisanten in de boxruimte kijken, zoals hij later verklaard heeft. Wanneer de verbalisanten kort daarna alsnog toegang krijgen tot de boxruimte, zien zij een stuur en een dashboard van het merk Vespa, een buddyseat, een helmbak, en diverse kleine onderdelen liggen. Deze voorwerpen zitten onder de verse olie. De aangever herkent later de in beslag genomen buddyseat en helmbak als onderdelen van zijn bromfiets.
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden stelt het hof vast dat de onderdelen die in de boxruimte zijn aangetroffen (de buddyseat, helmbak, het stuur, dashboard en diverse kleine onderdelen) afkomstig zijn van de gestolen bromfiets. Gezien de korte tijdsspanne tussen de diefstal en het aantreffen van de gestripte bromfiets voor de ingang van de boxruimte behorend bij de woning van de verdachte, de aanwezigheid van de verdachte in diezelfde boxgang, het aantreffen van de van die bromfiets afkomstige onderdelen in zijn boxruimte en gelet op het gedrag van de verdachte, dat er kennelijk op was gericht om te voorkomen dat de verbalisanten de goederen in die boxruimte zouden ontdekken, leidt het hof af dat de verdachte op het moment van het voorhanden krijgen wist dat de bromfiets en de bijbehorende goederen van misdrijf afkomstig waren.
Het hof verwerpt de verweren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 september 2015 te Amsterdam een bromfiets, merk: Vespa Piaggio en voorzien van kenteken: [kenteken] en onderdelen van voornoemde bromfiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door diefstal verkregen goederen betrof.
Hetgeen onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een bromfiets. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het voortbestaan van de door de diefstal ontstane onrechtmatige vermogensrechtelijke toestand. Door het voorhanden hebben van gestolen goederen, blijft de markt voor handel in en verspreiding van gestolen goederen in stand, hetgeen het hof de verdachte aanrekent.
Hoewel de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 januari 2017 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld ziet het hof geen aanleiding om een andere straf dan de 40 uur werkstraf zoals door de kinderrechter opgelegd als uitgangspunt te nemen, gelet op de ernst van het feit.
De kinderrechter heeft een deel van de werkstraf in voorwaardelijke zin opgelegd. Het hof ziet hiertoe geen aanleiding. De verdachte ziet kennelijk het laakbare van zijn handelen niet in en ter terechtzitting in hoger beroep zijn door de raadsman, bij afwezigheid van de verdachte, geen omstandigheden naar voren gebracht die het opleggen van een voorwaardelijk deel zouden rechtvaardigen. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen jeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. M.L. Leenaers en mr. C.P.M. Cleiren, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 februari 2017.
Mr. C.P.M. Cleiren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]