ECLI:NL:GHAMS:2017:4053

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
6 oktober 2017
Zaaknummer
200.189.534/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding in hoger beroep tegen ABN AMRO Bank N.V. door Waver Holding B.V. en Vastgoed C.V. Staetelaan

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 25 april 2017, hebben de appellanten Waver Holding B.V. en Vastgoed C.V. Staetelaan een vordering ingesteld tegen ABN AMRO Bank N.V. De zaak betreft de schadevergoeding die ABN AMRO moet betalen aan de appellanten als gevolg van ondeugdelijk advies met betrekking tot renteswaps. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof de eerdere beslissing van de rechtbank heeft vernietigd.

Het hof heeft vastgesteld dat de schadevergoedingsplicht van ABN AMRO moet worden bepaald door de hypothetische situatie waarin de appellanten zich zouden hebben bevonden als ABN AMRO als een redelijk handelend adviseur had opgetreden. De appellanten hebben een eigen schadeberekening ingediend, waaruit blijkt dat Waver € 234.922,76 en Staetelaan € 355.335,41 van ABN AMRO vorderen, beide bedragen te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 december 2013.

Het hof heeft de vorderingen van Waver en Staetelaan toegewezen en ABN AMRO veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, evenals de proceskosten in beide instanties. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van financiële instellingen om adequaat advies te geven en de gevolgen van ondeugdelijk advies voor hun cliënten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.189.534/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/580014 / HA ZA 15-87
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 3 oktober 2017
inzake

1.WAVER HOLDING B.V.,

gevestigd te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
2. VASTGOED C.V. “STAETELAAN”,
gevestigd te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
appellanten,
advocaat: mr. G.J. Brugman te Den Haag,
tegen
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.R.H. van der Leeuw te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom Waver, Staetelaan en ABN AMRO genoemd.
Op 25 april 2017 heeft het hof in deze zaak een tussenarrest uitgesproken (hierna: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot dan toe wordt verwezen naar het tussenarrest.
Vervolgens hebben Waver en Staetelaan een akte uitlating schadeberekening genomen.
Daarna heeft ABN AMRO een antwoordakte uitlating schadeberekening genomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof blijft bij en bouwt hierna voort op hetgeen in het tussenarrest is overwogen en beslist.
2.2.
In het tussenarrest onder 3.14 heeft het hof als volgt overwogen:
“Wat betreft de omvang van de schade geldt het volgende. De omvang van de schadevergoedingsplicht van ABN AMRO moet worden vastgesteld door met elkaar in vergelijking te brengen, enerzijds de hypothetische situatie waarin Waver en Staetelaan zouden hebben verkeerd indien ABN AMRO zou zijn opgetreden als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur en de in geding zijnde renteswaps niet zou hebben geadviseerd en anderzijds de feitelijke situatie, waarin dat wel is gebeurd. (…)
Het hof gaat ervan uit dat in de hypothetische situatie - haar ondeugdelijke advies met de in geding zijnde renteswaps tot gevolg weggedacht - ABN AMRO alleen de renteswap Waver zou hebben geadviseerd, ongeacht of de rente op de Onderlinge Lening variabel of vast zou zijn geweest. Omdat de renteswap Staetelaan dan niet zou zijn aangegaan, is de schade gelijk aan het bedrag dat Staetelaan uit hoofde van de renteswap Staetelaan aan ABN AMRO heeft betaald, zijnde (afgerond) € 436.856 (zie productie 23, onder e.). Indien op de Onderlinge Lening een variabele rente zou zijn overeengekomen, zou Waver 5/8 deel van de kosten van de renteswap Waver aan Staetelaan hebben kunnen doorbelasten, omdat Staetelaan dan voor dat deel (€ 2,5 miljoen van € 4 miljoen) het renterisico van Waver heeft overgenomen.”
Alvorens verder te beslissen heeft het hof partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte over de schadeberekening uit te laten.
2.3
Waver en Staetelaan hebben een eigen berekening van de schade in het geding gebracht, op grond waarvan ABN AMRO € 234.922,76 aan Waver zou moeten betalen en € 355.335,41 aan Staetelaan, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2013. Anders dan het hof in het tussenarrest heeft vermeld, heeft Staetelaan uit hoofde van de renteswap niet € 436.855,58 maar € 590.258,17 aan ABN AMRO betaald. Het verschil van € 153.402,59 is het bedrag dat Staetelaan in de periode van de
mismatch, mei 2013 tot en met april 2014, aan ABN AMRO heeft betaald. Bij de berekening van de schade is ervan uitgegaan dat 5/8 deel van de kosten van de renteswap Waver voor rekening van Staetelaan zou zijn gekomen. Dat betekent dat Waver (5/8 deel van € 662.581,20 =) € 234.922,76 te veel aan ABN AMRO heeft betaald. Dat bedrag vordert Waver van ABN AMRO. Vervolgens is op het bedrag van € 590.258,17, dat Staetelaan uit hoofde van de renteswap Staetelaan aan ABN AMRO heeft betaald, het bedrag van € 234.922,76 dat Staetelaan in plaats van Waver aan ABN AMRO zou hebben moeten betalen, in mindering gebracht. Het verschil (€ 590.258,17 - € 234.922,76 =) € 355.335,41 heeft Staetelaan te veel aan ABN AMRO betaald en dat bedrag vordert zij van ABN AMRO.
ABN AMRO is het eens met de gevorderde bedragen. Zij komt op basis van haar eigen berekening uit op dezelfde bedragen als Waver en Staetelaan, zo schrijft zij in haar antwoordakte onder 2.
2.4
Gezien het vorenstaande zal het hof de door Waver en Staetelaan gevorderde bedragen toewijzen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en ABN AMRO zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank van 13 januari 2016;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt ABN AMRO om aan Waver te betalen een bedrag van € 234.922,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt ABN AMRO om aan Staetelaan te betalen een bedrag van € 355.335,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 december 2013 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt ABN AMRO in de kosten van het geding in beide instanties aan de zijde van Waver en Staetelaan gevallen en begroot die kosten in eerste aanleg op € 3.958,19 aan verschotten en € 5.160,- voor salaris en in hoger beroep op € 5.307,08 aan verschotten en € 13.632,50 voor salaris en op € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Jurgens, M.P. van Achterberg en A.S. Arnold en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 3 oktober 2017 door de rolraadsheer.