ECLI:NL:GHAMS:2017:4041

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
23-001925-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meermalen gepleegde winkeldiefstal met geweld en strafmotivering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2017. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van meerdere gevallen van winkeldiefstal, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen slachtoffers aan de orde waren. De tenlastelegging omvatte diefstal van goederen, waaronder alcoholische dranken, en vernieling van eigendommen van derden. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 20 september 2017 en het onderzoek in eerste aanleg. De verdachte heeft zich in minder dan een jaar tijd vier keer schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, wat leidde tot een veroordeling in eerste aanleg tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw een kortere onvoorwaardelijke straf heeft verzocht. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling van zijn alcoholproblematiek en begeleiding bij re-integratie. Het hof heeft de proeftijd van een eerder vonnis verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd om recidive te voorkomen. De uitspraak is gedaan in het belang van zowel de verdachte als de samenleving, met de hoop dat de verdachte zijn leven kan verbeteren met de geboden hulp.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001925-17
datum uitspraak: 4 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13/702050-16 en 13/036725-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 06 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een flesje bier (merk Grolsch), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, [adres 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 8 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een fles champagne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte aan de kleding van die [slachtoffer 1] heeft gerukt en/of getrokken, en/of nadat die [slachtoffer 1] hem, verdachte, had vastgepakt die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en/of getrokken en/of geduwd teneinde los te komen uit de greep van die [slachtoffer 1] en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "volgende keer als ik je zien, trap ik je kankerdood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3:
hij op of omstreeks 30 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een pot nescafe gold, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en / of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, nadat die [slachtoffer 2] hem, verdachte, had vastgepakt die [slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of heeft getrokken en/of geduwd teneinde los te komen uit de greep van die [slachtoffer 2] ;
4:
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan woonstichting [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5:
hij op of omstreeks 04 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere blikje(s) bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 6 juni 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een flesje bier (merk Grolsch), toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, [adres 2] ;
2:
hij op 8 mei 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles champagne, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn;
3:
hij op 30 september 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pot Nescafé Gold, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn;
4:
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan woonstichting [slachtoffer 3] , heeft vernield;
5:
hij op 4 april 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen blikjes bier, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3 en 5 bewezen verklaarde levert (telkens) op:
diefstal.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn – kort gezegd – als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte (a) een meldplicht naleeft bij GGZ Reclassering Inforsa, (b) zich voor verslavingsproblematiek op ambulante basis laat behandelen, (c) gaat verblijven bij Domus (of een andere instelling voor begeleid wonen) en (d) meewerkt aan de totstandkoming van een zinvolle dagbesteding, arbeidstoeleidings- of scholingstrajecten, schuldhulpverlening, inkomensbeheer en/of bewindvoering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft het hof gevraagd de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijk deel ten hoogste een maand is, omdat hij in het andere geval het zicht op woonruimte zal verliezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in minder dan een jaar tijd vier keer schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft er op die manier blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf, dat hij schade en de nodige overlast heeft berokkend. Bovendien plegen dergelijke feiten bij het winkelend publiek bij betrapping van de winkeldief gevoelens van onbehagen en onveiligheid op te roepen. Dit geldt in het geval van de verdachte te meer, omdat hij bij betrapping meer dan eens de nodige stennis heeft geschopt. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan de vernieling van een ruit van een woning. Op die wijze heeft hij opnieuw schade toegebracht aan een ander.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 september 2017 is hij eerder meermalen voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld en wel tot taakstraffen en gevangenisstraf. Dit wordt sterk in zijn nadeel gewogen.
Het hof heeft gelet op de straffen die aan recidivisten ter zake van vernieling en (vooral) winkeldiefstal door rechters plegen te worden opgelegd. Gelet op het bovenstaande acht het hof in het geval van de verdachte een gevangenisstraf van ettelijke maanden in beginsel gerechtvaardigd.
Uit (onder andere) rapporten van GGZ Reclassering Inforsa van 29 december 2016 en 6 april 2017 is gebleken dat de verdachte al jaren overmatig drank gebruikt, soms tot 15 halve liter blikken per dag. Desondanks vindt hij, zo bleek ook op de terechtzitting in hoger beroep, dat van een verslaving niet kan worden gesproken. De reclassering meent dat de verdachte zijn drankgebruik bagatelliseert en het hof onderschrijft dit. Illustratief in dit verband is dat het bij de thans bewezen feiten in drie gevallen om diefstal van alcoholhoudende drank gaat. Verder is de financiële situatie van de verdachte deplorabel. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte duidelijk gemaakt dat hij soms over gaat tot het plegen van diefstallen, omdat hij geen geld heeft om eten te kopen. Daarnaast heeft de verdachte een verleden van dakloosheid en heeft hij geen zinvolle dagbesteding. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Ter reductie daarvan wordt in het eerstgenoemde rapport geadviseerd de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke straf en daarbij de voorwaarden te stellen die hiervoor onder (a) tot en met (d) zijn genoemd.
De aan de verdachte gekoppelde reclasseringswerker [reclasseringswerker] heeft bij e-mail van 19 september 2017 laten weten dat de verdachte zijn afspraken redelijk nakomt. Hij is aangemeld bij een ambulant forensisch team dat hem zal gaan begeleiden bij praktische zaken, maar ook bij zijn verslaving. Uit het bericht blijkt dat een vaste woonruimte op dit moment de ‘bottleneck’ is; pas als hij die heeft kan met een behandeling voor zijn alcoholproblematiek worden aangevangen en met de aanpak van de problemen op de overige leefgebieden. De verdachte is voor woonruimte aangemeld bij Trajectus en staat op een wachtlijst. [reclasseringswerker] heeft gerapporteerd dat de verdachte ‘in principe een prima man is’, maar dat hij veel zaken niet begrijpt, zijn eigen aandeel moeilijk onder ogen kan zien en onder invloed (naar het hof begrijpt: van alcohol) moeilijk hanteerbaar kan zijn.
Het hof stelt vast dat de verdachte staat aan de vooravond van een traject dat zijn leven blijvend ten goede kan beïnvloeden en acht het in het belang van de verdachte én de samenleving dat dit traject niet wordt geblokkeerd of doorkruist door een straf die meebrengt dat de verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Daarom zal het leeuwendeel van de passend geachte gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Ter beteugeling van het recidivegevaar dat de verdachte in zich bergt zullen daaraan de bijzondere voorwaarden worden verbonden die door de reclassering zijn geadviseerd. De verdachte dient zich te realiseren dat hem aldus een voorlopig laatste kans wordt gegund om (met hulpverlening) zijn leven verder vorm te geven buiten de muren van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Het hof wijst de verdachte er daarbij nogmaals uitdrukkelijk op dat het er enkel vertrouwen in heeft dat de verdachte in staat zal zijn deze laatste kans te benutten als hij onder ogen ziet dat zijn alcoholgebruik een serieus probleem is dat hij zelf, met de hem daarbij geboden hulp, moet aanpakken.
Het hof acht dan ook, alles afwegende, een goeddeels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 april 2016 (parketnummer 13-036725-16), opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week. Aan die straf was een proeftijd van 2 jaren gekoppeld die op 11 mei 2016 is ingegaan. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft op de terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de vordering. De raadsvrouw heeft het hof (primair) verzocht de bij het vonnis van 26 april 2016 vastgestelde proeftijd met één jaar te verlengen.
Gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan maar liefst vier strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en algemene (en bijzondere) voorwaarden is het van essentieel belang dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Slechts bij hoge uitzondering kan dit anders zijn. In het verlengde van hetgeen het hof tracht te bereiken met de beslissing in de hoofdzaak, acht het hof het raadzaam om - in plaats van de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen - te bepalen dat de bij het vonnis van 26 april 2016 vastgestelde proeftijd met één jaar wordt verlengd; er is in deze zaak dus een uitzonderingssituatie aan de orde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
98 (achtennegentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich meldt bij GGZ Reclassering Inforsa zo frequent en zo lang de reclassering dit wenselijk acht, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn toezichthouder worden gegeven;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich voor alcoholproblematiek laat behandelen bij Inforsa, of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling voor ambulante (forensische) (verslavings)zorg, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de zijn behandelaar zullen worden gegeven;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Domus of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich houdt aan het (dag)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering zal opstellen, een en ander zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde
- zijn medewerking verleent aan een vorm van dagbesteding bij Roads (onderdeel van Arkin) of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling;
- meewerkt aan arbeidstoeleidings- of scholingstrajecten, indien de reclassering dat geïndiceerd acht;
- meewerkt aan het realiseren van schuldhulpverlening en zich, indien door de reclassering noodzakelijk geacht, onderwerpt aan inkomensbeheer en bewindvoering.
Geeft opdracht aan GGZ Reclassering Inforsa tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 april 2016 (parketnummer 13-036725-16), met een termijn van 1 (één) jaar.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2017.
=========================================================================
[…]