ECLI:NL:GHAMS:2017:3997

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
23-001071-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal met strafmaat en vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 maart 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1971, werd beschuldigd van winkeldiefstal op 10 maart 2017 te Amsterdam, waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan verschillende filialen van winkelbedrijf Kruidvat. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het op onderdelen tot een andere bewezenverklaring kwam dan de politierechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal had gepleegd.

De verdachte werd eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en bevond zich ten tijde van de feiten in een proeftijd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen op één dag, wat hinder en schade veroorzaakt voor de getroffen winkelbedrijven. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een taakstraf van 118 uren. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, waarbij de duur van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf beperkt is tot één dag.

De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001071-17
datum uitspraak: 2 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701422-17 en 16-196184-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen winkelgoederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [filiaal 1] ) en de [filiaal 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op onderdelen tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 maart 2017 te Amsterdam, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen winkelgoederen, toebehorende aan [filiaal 1] , en [filiaal 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
telkens:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand, met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft door gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op één dag schuldig gemaakt aan een tweetal winkeldiefstallen van meerdere goederen in verschillende filialen van winkelbedrijf Kruidvat. Hiermee heeft hij meermalen het eigendomsrecht van winkelbedrijf Kruidvat geschonden. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit dat hinder, overlast en schade veroorzaakt bij de getroffen winkelbedrijven en storend is voor het winkelend publiek.
Het hof weegt in het nadeel van de verdachte dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 september 2017, eerder verschillende keren onherroepelijk wegens vermogensdelicten is veroordeeld en dat de verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten in een proeftijd liep.
Het hof constateert dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Deze straf is inmiddels reeds door de verdachte ondergaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 13 december 2016 opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft het hof ter terechtzitting verzocht de vordering toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair deze om te zetten in een taakstraf. De veroordeelde is manisch-depressief en is mede onder invloed van dit psychiatrisch ziektebeeld in de fout gegaan. De veroordeelde gebruikt thans trouw zijn medicatie en hij is bezig om zijn leven op orde te krijgen. In detentie is de veroordeelde afgekickt van het gebruik van cocaïne.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een gevangenisstraf van na te melden duur en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten. Om de veroordeelde de kans te geven zijn leven een wending ten goede te geven zal de duur van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf beperkt blijven tot één dag.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 13 december 2016, parketnummer 16-196184-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, te vervangen door een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dagen een
taakstrafvoor de duur van
118 (honderdachttien) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
59 (negenenvijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. G. Oldekamp en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 oktober 2017.
Mr. Oldekamp is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[… 1]