ECLI:NL:GHAMS:2017:3921

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
29 september 2017
Zaaknummer
200.206.626/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot het voeren van de geslachtsnaam van de echtgenoot en wijziging van de huwelijksakte

In deze zaak gaat het om de bevoegdheid van een echtgenoot om de geslachtsnaam van de andere echtgenoot te voeren, zoals geregeld in artikel 1:9 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Appellant, geboren als [voornaam] [geslachtsnaam Y], is gehuwd met mevrouw [geslachtsnaam X] en heeft verzocht om wijziging van zijn huwelijksakte, zodat zijn geslachtsnaam na huwelijk als [geslachtsnaam X] zou worden vermeld. De rechtbank Amsterdam heeft dit verzoek afgewezen, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: appellant is in 2015 gehuwd en heeft voorafgaand aan het huwelijk een formulier ingevuld waarin hij de naamkeuze voor het voeren van de naam [geslachtsnaam X] heeft gemaakt. De huwelijksakte vermeldt echter nog steeds zijn oorspronkelijke geslachtsnaam [geslachtsnaam Y]. Appellant stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn verzoek om wijziging van de huwelijksakte niet kan worden toegewezen, omdat artikel 1:9 BW enkel betrekking heeft op het gebruik van de geslachtsnaam in het maatschappelijk verkeer en niet op de wijziging van de huwelijksakte zelf.

Het hof overweegt dat de huwelijksakte de geslachtsnaam van de echtgenoten vóór en na het huwelijk vermeldt, maar dat deze naam niet kan worden gewijzigd door het huwelijk zelf. De wet biedt geen mogelijkheid om de keuze voor het voeren van de geslachtsnaam van de andere echtgenoot in de huwelijksakte te vermelden. Het hof concludeert dat er geen sprake is van een onvolledigheid of misslag in de huwelijksakte, en dat het verzoek van appellant om wijziging van de akte niet kan worden toegewezen. De bestreden beschikking van de rechtbank wordt dan ook bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.206.626/01
zaaknummer rechtbank: C/13/599332 / FA RK 15-9027
beschikking van de meervoudige kamer van 26 september 2017 inzake
[voornaam] [geslachtsnaam X](geboren als [voornaam] [geslachtsnaam Y] ),
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. B.R. de Boer-Kühn te Amsterdam,
tegen
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam,
zetelend te Amsterdam,
geïntimeerde.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- mevrouw […] [geslachtsnaam X] , echtgenote van appellant (hierna te noemen: mevrouw [geslachtsnaam X] ).
Als informant is aangemerkt:
- de advocaat-generaal, namens het Openbaar Ministerie.

1. Het geding in hoger beroep

1.1
Appellant is op 2 januari 2017, en daarmee tijdig, in hoger beroep gekomen van de beschikking van 5 oktober 2016 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk C/13/599332 / FA RK 15-9027.
1.2
Bij het hof is voorts ingekomen een brief met bijlagen van 2 augustus 2017 van de zijde van appellant.
1.3
De zaak is op 21 augustus 2017 ter terechtzitting behandeld. Verschenen zijn:
- appellant, bijgestaan door zijn advocaat;
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam, in de persoon van de heer E. van Benthem;
- mevrouw [geslachtsnaam X] .

2.De feiten

2.1
Appellant is [in] 1978 te [geboorteplaats] geboren als [voornaam] [geslachtsnaam Y] . Hij bezit uitsluitend de Nederlandse nationaliteit.
2.2
[in] 2015 is appellant in [woonplaats] gehuwd met mevrouw [geslachtsnaam X] . Van het huwelijk is een huwelijksakte opgemaakt. Deze akte is geregistreerd in het huwelijksregister van de gemeente Amsterdam onder nummer [1] (hierna aan te duiden als: de huwelijksakte). Op de huwelijksakte staat bij appellant als geslachtsnaam na huwelijk de naam ‘ [geslachtsnaam Y] ’ vermeld.
2.3
Voorafgaand aan het huwelijk hebben appellant en mevrouw [geslachtsnaam X] door het invullen en ondertekenen van het formulier omtrent de naamkeuze een uitdrukkelijke keuze gemaakt voor het voeren van de naam ‘ [geslachtsnaam X] ’.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1
Bij de bestreden beschikking is afgewezen het inleidend verzoek van appellant te gelasten dat in het register van huwelijken de daarin voorkomende huwelijksakte wordt verbeterd, in die zin dat daarin wordt vermeld dat de geslachtsnaam van appellant na huwelijk ‘ [geslachtsnaam X] ’ zal luiden.
3.2
Appellant komt met drie grieven op tegen de afwijzende beslissing en de gronden waarop deze berust. Met zijn eerste grief betoogt appellant - naar de kern genomen - dat de rechtbank er in de bestreden beschikking aan voorbij is gegaan dat niet om wijziging van de geslachtsnaam wordt verzocht, maar om een wijziging van de huwelijksakte. De tweede grief richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het bepaalde in artikel 1:9 Burgerlijk Wetboek (BW) uitsluitend ziet op het voeren van de geslachtsnaam van de echtgenoot en dat van het voeren van die naam op de huwelijksakte geen melding wordt gemaakt. De derde grief tot slot richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat niet is gebleken van een omstandigheid als bedoeld in artikel 1:24 BW.
Appellant verzoekt in hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te gelasten dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam de huwelijksakte verbetert, aldus dat in de akte onder het kopje “geslachtsnaam na huwelijk” bij appellant de naam “ [geslachtsnaam X] ” wordt vermeld, zijnde de naam die appellant wenst te voeren.
3.3
De ambtenaar van de burgerlijke stand verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1
Het hoger beroep dient onder meer ertoe eventuele verzuimen of feitelijke onjuistheden die zich in eerste aanleg hebben voorgedaan, te herstellen. Appellant heeft daarom geen zelfstandig belang bij de beoordeling van zijn eerste grief.
4.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:24, eerste lid, BW kan verbetering van een in een register van de burgerlijke stand voorkomende akte die onvolledig is of een misslag bevat, op verzoek van belanghebbenden worden gelast door de rechtbank.
4.3
Krachtens het bepaalde in artikel 57, eerste lid, van het Besluit burgerlijke stand 1994 (hierna: Bbs) vermeldt de huwelijksakte - voor zover hier van belang - achtereenvolgens (zoals weergegeven onder sub a van het eerste lid) de geslachtsnaam van de echtgenoten vóór het sluiten van het huwelijk en (zoals weergegeven onder sub c van het eerste lid) de geslachtsnaam van de echtgenoten na het sluiten van het huwelijk. De geslachtsnaam is de bij geboorte verkregen achternaam. Anders dan in sommige andere rechtsstelsels, wijzigt naar Nederlands recht de geslachtsnaam door het huwelijk niet.
4.4
Artikel 1:9 BW geeft de gehuwde man of vrouw de bevoegdheid tot het voeren van de geslachtsnaam van de andere echtgenoot, of om die naam aan zijn c.q. haar geslachtsnaam te doen voorafgaan of op zijn c.q. haar geslachtsnaam te doen volgen. Deze bepaling heeft slechts betrekking op het gebruik van de desbetreffende naam in het maatschappelijk verkeer en bewerkstelligt geen geslachtsnaamswijziging.
4.5
Nu appellant, zoals ook de rechtbank heeft overwogen, uitsluitend de Nederlandse nationaliteit bezit, wordt zijn geslachtsnaam op grond van artikel 10:20 BW bepaald door het Nederlandse recht. De geslachtsnaam van appellant is door het tussen hem en mevrouw [geslachtsnaam X] voltrokken huwelijk niet gewijzigd en luidt nog steeds [geslachtsnaam Y] . Die naam is in de huwelijksakte bij appellant onder het kopje “geslachtsnaam na huwelijk” vermeld.
4.6
Appellant legt aan zijn verzoek tot verbetering van de huwelijksakte ten grondslag dat in die akte ten onrechte niet de achternaam is vermeld die hij heeft gekozen na het huwelijk te gaan voeren. Anders dan appellant evenwel stelt, biedt de huwelijksakte met het opnemen van de geslachtsnaam na het huwelijk niet de mogelijkheid om de keuze voor het voeren van de geslachtsnaam van de andere echtgenoot weer te geven. Artikel 57, eerste lid, aanhef en
onder c Bbs bepaalt immers dat de
eigengeslachtsnaam dient te worden vermeld en dus niet de naam die de betrokkene wenst te voeren. De vermelding in de huwelijksakte van de geslachtsnaam na huwelijk voorziet, zoals de ambtenaar van de burgerlijke stand tijdens de behandeling in hoger beroep ook heeft aangevoerd, in de situatie dat een echtgenoot na het huwelijk naar zijn nationale recht van rechtswege een andere geslachtsnaam heeft verkregen. In dat geval wordt die andere geslachtsnaam in de huwelijksakte vermeld als geslachtsnaam na huwelijk. Een dergelijk geval is hier niet aan de orde. In het onderhavige geval is de vermelding in de huwelijksakte van de naam [geslachtsnaam Y] als geslachtsnaam van appellant na huwelijk dan ook juist. Van een onvolledigheid van of misslag in de huwelijksakte vanwege het onterecht niet vermelden van de door appellant gekozen, in het maatschappelijk verkeer te voeren naam, is geen sprake.
4.7
De omstandigheid dat appellant het formulier omtrent de naamkeuze heeft ingevuld, maakt het voorgaande niet anders. Met dit formulier wordt slechts bewerkstelligd dat in brieven die vanwege de overheid worden verzonden, rekening wordt gehouden met de naam die de betrokkene in het maatschappelijk verkeer voert. Dat dit ook voor appellant is gebeurd, blijkt uit de door de ambtenaar van de burgerlijke stand ter zitting in hoger beroep getoonde persoonslijst van appellant waar onder “naamgebruik” is opgenomen “geslachtsnaam partner”.
4.8
Het hof begrijpt de derde grief van appellant aldus dat hij betoogt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met zijn bijzondere belang bij verbetering van de huwelijksakte. Hoewel appellant genoegzaam kenbaar heeft gemaakt wat zijn belang bij verbetering van de huwelijksakte is, kan hem dit niet baten. Zijn belang bij een officieel document met bewijskracht dat zijn keuze weergeeft om de geslachtsnaam van zijn echtgenote te voeren, is, hoezeer het hof ook is doordrongen van dit belang, geen omstandigheid die meebrengt dat de huwelijksakte een misslag of onvolledigheid bevat. Voor een belangenafweging is in dezen geen plaats.
4.9
Nu niet is gebleken van een onvolledigheid of misslag als bedoeld in artikel 1:24 BW op grond waarvan de huwelijksakte van appellant dient te worden verbeterd, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
4.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. T.A.M. Tijhuis en
mr. A.P. Vaatstra, in tegenwoordigheid van mr. S.C.G.A. Duivenvoorde als griffier, en is op 26 september 2017 in het openbaar uitgesproken.