ECLI:NL:GHAMS:2017:3866

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
27 september 2017
Zaaknummer
200.219.204/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep notaris inzake ontheffing verplichtingen Verordening overdracht protocol

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een notaris tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden. De notaris, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. I.R. Köhne, heeft op 13 juli 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van 20 juni 2017, waarbij hij niet werd ontheven van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol. Het hof heeft de zaak behandeld op 14 september 2017, waarbij de notaris en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals mr. H.P. Kuijpers namens de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB).

Het hof heeft vastgesteld dat de notaris eerder was benoemd tot waarnemer van het notarisambt van een gedefungeerde notaris, mr. [X], en dat deze benoeming in eerdere beslissingen was ontheven. De KNB had geen schriftelijke reactie op het beroepschrift ingediend. Het hof heeft de argumenten van de notaris overwogen, die stelde dat artikel 11 van de Verordening hem wel degelijk de bevoegdheid biedt om ontheffing van de verplichtingen te verlenen.

Na beoordeling van de feiten en de juridische gronden, concludeert het hof dat de voorzitter van de kamer ten onrechte had geoordeeld dat de ontheffing niet op een wettelijk voorschrift kon worden gegrond. Het hof heeft daarom besloten de notaris alsnog ontheffing te verlenen van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol, in aanvulling op de eerdere beslissing van de voorzitter van de kamer.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.219.204/01 NOT
nummer eerste aanleg : AL/2016/518f
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 september 2017
inzake
mr. [naam],
notaris te [plaats],
appellant,
gemachtigde: mr. I.R. Köhne, advocaat te Voorburg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie,
gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de KNB.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 13 juli 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 20 juni 2017.
1.2.
Bij voormelde beslissing van de voorzitter van de kamer is de notaris van 1 juli 2017 tot en met 30 september 2017 benoemd tot waarnemer van het notarisambt van mr. [naam], gedefungeerd notaris (hierna: mr. [X]), met vaststelling van een honorarium op € 150,- per uur, exclusief omzetbelasting. Voorts is bij diezelfde beslissing aan de notaris de bevoegdheid verleend om voor zijn werkzaamheden als waarnemer een notarieel jurist of een notarieel medewerker in te schakelen.
1.3.
De KNB heeft geen gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid een schriftelijke reactie op het beroepschrift in te dienen.
1.4.
Bij faxbericht van 29 augustus 2017 heeft de notaris een aanvullende productie bij het hof ingediend.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2017. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, is verschenen. Namens de KNB is mr. H.P. Kuijpers verschenen. Allen hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter van de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van deze feiten geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Met ingang van 1 januari 2011 is aan mr. [X] eervol ontslag verleend uit het ambt van notaris. Het notarisambt van mr. [X] werd vanaf die datum waargenomen door mr. [naam] (hierna: mr. [Y]).
3.2.2.
De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 19 augustus 2016 de benoeming van mr. [Y] tot waarnemer van het notarisambt van mr. [X] met ingang van 22 augustus 2016 ingetrokken.
3.2.3.
Bij beslissing van 22 augustus 2016 van de voorzitter van de kamer is de notaris benoemd tot waarnemer van het notarisambt van mr. [X]. In die beslissing is een honorarium vastgesteld en is de notaris ontheven van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol (hierna: de Verordening). Die ontheffing is ook verleend bij navolgende beslissingen waarbij de notaris voor een volgende periode (steeds van drie maanden) werd benoemd tot waarnemer van het notarisambt van mr. [X].
3.2.4.
Bij beslissing van 20 juni 2017 (hierna: de bestreden beslissing) is de notaris wederom benoemd tot waarnemer van het notarisambt van mr. [X].
3.2.5.
Bij e-mailbericht van 22 juni 2017 heeft de secretaris van de kamer, [naam], aan de notaris bericht:
“Gisteren, 21 juni, is een afschrift van de beslissing van de voorzitter van de kamer aan u verzonden, (..). Anders dan in de eerdere waarnemingsbeslissingen, is in het dictum van de beslissing niet (meer) opgenomen) dat aan u ontheffing wordt verleend van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol. De reden daarvoor is dat gebleken is dat de ontheffing niet op een wettelijk voorschrift kan worden gegrond. Daarbij is gelet op artikel 11 van de Verordening. Het leek mij goed u hierop te wijzen.”

4.Gronden van het beroep

4.1.
De notaris voert aan dat artikel 11 van de Verordening wel degelijk de bevoegdheid biedt om tot ontheffing van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening over te gaan. De notaris is als waarnemer vervanger van een eerdere waarnemer (te weten van mr. [Y]) en er is sprake van een geval als bedoeld in artikel 28 onder e van de Wet op het notarisambt, Wna (ontslag). De KNB - die de Verordening heeft opgesteld - deelt deze opvatting, hetgeen blijkt uit e-mails d.d. 4 en 7 juli 2017 van de (juridisch adviseur van de) KNB aan de secretaris van de kamer (bijlage 4 van het beroepschrift).
4.2.
De notaris verzoekt het hof dan ook zijn beroep gegrond te verklaren en alsnog aan hem ontheffing te verlenen van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening, althans de bestreden beslissing te vernietigen en de voorzitter van de kamer op te dragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van het hof.

5.Beoordeling

5.1.
Het hof stelt het volgende voorop. Krachtens artikel 11 van de Verordening kan een waarnemer benoemd ter vervanging van een waarnemer in onder meer het in artikel 28 onderdeel e Wna bedoelde geval van een of meer van de verplichtingen als vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening worden ontheven in het besluit tot benoeming van de voorzitter van de kamer voor het notariaat.
5.2.
Naar het oordeel van het hof dient de tekst van artikel 11 van de Verordening zo te worden uitgelegd dat in een geval als het onderhavige waarin een waarnemer wordt benoemd in een protocol waarin daarvoor een andere waarnemer was benoemd, ontheffing kan worden verleend van de verplichtingen vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van die verordening.
5.3.
Voorts kan naar het oordeel van het hof de bevoegdheid van de voorzitter van de kamer om ontheffing te verlenen in hoger beroep ook door het hof worden uitgeoefend. Nu de enige reden voor het niet verlenen van de ontheffing is gelegen in het feit dat de voorzitter van de kamer - naar het oordeel van het hof ten onrechte - van mening was dat de ontheffing niet op een wettelijk voorschrift kan worden gegrond (zie 3.2.5.), ziet het hof termen aanwezig de ontheffing van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening zelf aan de notaris te verlenen.
5.4.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
- bepaalt in aanvulling op de beslissing van 20 juni 2017 van de voorzitter van de kamer dat de notaris wordt ontheven van de verplichtingen zoals vermeld in de artikelen 2 tot en met 4 van de Verordening overdracht protocol.
Deze beslissing is gegeven door mrs. F.J.P.M. Haas, J.H. Lieber en T.K. Lekkerkerker en in het openbaar uitgesproken op 26 september 2017 door de rolraadsheer.