Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.3. Beoordeling
gehelegehuurde in de loop der jaren. Op grond hiervan oordeelt het hof dat [geïntimeerde] op beide verdiepingen zijn hoofdverblijf had in de zin van genoemde wetsbepaling. De rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst zoals die bestond tussen de rechtsvoorganger van Minerva en [A] zijn overgegaan op Minerva op het moment dat zij eigenaar werd van het pand waarvan het gehuurde onderdeel uitmaakt. Toen vervolgens [A] de huurovereenkomst met Minerva in 2002 beëindigde, is de onderhuurrelatie voortgezet door Minerva als verhuurder. De mogelijkheid om de beëindiging van de voortgezette onderhuurovereenkomst te vorderen is door Minerva niet benut.