Op 20 september 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2017. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1991, die momenteel verblijft in een kliniek. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 6 september 2017 en het onderzoek in eerste aanleg in overweging genomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de bewijsbeslissing werd besproken. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen.
Het hof heeft de bewijsbeslissing aangevuld en enkele correcties aangebracht, waaronder het verbeteren van het proces-verbaal dat als bewijsmiddel werd gebruikt. De wettelijke voorschriften die van toepassing zijn, zijn aangepast en de opdracht aan Reclassering Nederland is verduidelijkt. Het hof heeft geconcludeerd dat de behandeling in hoger beroep geen andere overwegingen of beslissingen heeft opgeleverd dan die van de rechtbank. Het vonnis is bevestigd, met uitzondering van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een mes, wat is vernietigd. Het hof heeft bepaald dat het mes verbeurd wordt verklaard, aangezien het is gebruikt bij het bewezen feit.
De inhoud van het rapport van Reclassering Nederland, waarin de wisselende stemmingen van de verdachte worden besproken, heeft het hof niet doen afwijken van de noodzaak om de maatregel op te leggen. Het hof heeft de verdachte en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de opgelegde maatregel gerechtvaardigd is.