ECLI:NL:GHAMS:2017:3781

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
23-001512-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvulling bewijsmiddelen en wijziging beslagbeslissing in strafzaak

Op 20 september 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2017. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1991, die momenteel verblijft in een kliniek. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 6 september 2017 en het onderzoek in eerste aanleg in overweging genomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de bewijsbeslissing werd besproken. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen.

Het hof heeft de bewijsbeslissing aangevuld en enkele correcties aangebracht, waaronder het verbeteren van het proces-verbaal dat als bewijsmiddel werd gebruikt. De wettelijke voorschriften die van toepassing zijn, zijn aangepast en de opdracht aan Reclassering Nederland is verduidelijkt. Het hof heeft geconcludeerd dat de behandeling in hoger beroep geen andere overwegingen of beslissingen heeft opgeleverd dan die van de rechtbank. Het vonnis is bevestigd, met uitzondering van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een mes, wat is vernietigd. Het hof heeft bepaald dat het mes verbeurd wordt verklaard, aangezien het is gebruikt bij het bewezen feit.

De inhoud van het rapport van Reclassering Nederland, waarin de wisselende stemmingen van de verdachte worden besproken, heeft het hof niet doen afwijken van de noodzaak om de maatregel op te leggen. Het hof heeft de verdachte en de omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de opgelegde maatregel gerechtvaardigd is.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001512-17
datum uitspraak: 20 september 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13/701205-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
thans verblijvende in de [kliniek] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere overwegingen en beslissingen dan die van de rechtbank, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd (met inbegrip van het bevel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is), zulks met uitzondering van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een mes - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat:
- de aan de bewijsbeslissing ten grondslag gelegde bewijsmiddelen op na te melden wijze worden aangevuld;
- het nummer van het proces-verbaal dat in het vonnis is opgenomen als bewijsmiddel 2 wordt verbeterd in PL1300-2016025472-5;
- de overwegingen op pagina 6 van het vonnis waarvan beroep worden aangevuld met:
“De maatregel zal worden opgelegd wegens (een poging tot) zware mishandeling, een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, zodat de duur van de (in voorwaardelijke vorm op te leggen) terbeschikkingstelling, indien en voor zover te gelegener tijd een last tot tenuitvoerlegging wordt gegeven, niet op voorhand gemaximeerd is.
De inhoud van het rapport van Reclassering Nederland van 17 juli 2017, waarin onder andere melding wordt gemaakt van de sterk wisselende stemmingen van de verdachte en de plaatsing in een isoleercel wegens suïcidaliteit, leidt het hof niet tot een ander oordeel omtrent de noodzaak van het opleggen van de maatregel dan de rechtbank.”;
- als toepasselijke wettelijke voorschriften de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in plaats van de artikelen 36b en 36c Sr worden genoemd;
- de opdracht aan Reclassering Nederland op pagina 8 van het vonnis verbeterd wordt gelezen, met dien verstande dat deze instelling – overeenkomstig artikel 38, tweede lid, Wetboek van Strafrecht – de veroordeelde hulp en steun zal verlenen bij de naleving van de voorwaarden.

Aanvulling bewijsmiddelen

In aanvulling op hetgeen de rechtbank tot het bewijs heeft gebezigd, legt het hof aan de bewijsbeslissing tevens de navolgende bewijsmiddelen ten grondslag:

4. Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL1300-2016025472-7 van 2 februari 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] .

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als vragen van de verbalisant en (in antwoord daarop) de verklaring van
de verdachte:
Vraag: U bent vanmiddag [het hof begrijpt: 2 februari 2016] aangehouden. Wat kunt u daarover verklaren?
Antwoord: Ik stond huilend te vertellen aan een medewerkster dat ik trauma’s in mijn jeugd heb opgelopen. Zij stond mij toen ijskoud uit te lachen en dat ik niet moest verwachten dat zij ging meehuilen. Ik wilde haar toen met een mes neerbewerken. Ik mag haar niet.
Vraag: Je verklaarde zojuist dat je haar met een mes wilde neerbewerken. Wat bedoel je daar precies mee?
Antwoord: Ik wilde haar met dat mes neersteken.

5. De verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 6 september 2017.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het mes was op een halve meter afstand van [slachtoffer] .

Beslag

Gebleken is dat er onder de verdachte een (bestek)mes in beslag is genomen dat nog niet is teruggegeven. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat is voldaan aan de in artikel 36c Sr gestelde vereisten die het mes vatbaar maken voor onttrekking aan het verkeer en evenmin dat aan de daarvoor in artikel 36d gestelde voorwaarden is voldaan. Wel is gebleken dat met behulp van het mes, dat aan de verdachte toebehoort, het bewezen feit is begaan. Daarom zal het mes verbeurd worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van een mes en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- mes (itemnummer 5130597).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 september 2017.