ECLI:NL:GHAMS:2017:3734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
23-001654-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en diefstal, DNA bewijs en alternatieve scenario's

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor een woningoverval die plaatsvond op 26 april 2016 te Amsterdam. Tijdens deze overval werd het slachtoffer, een 73-jarige man, bedreigd met een vuurwapen of een gelijkend voorwerp, vastgebonden met tape en tie-wraps, en gedwongen om zijn pincode af te geven. De verdachte en zijn mededader hebben de woning doorzocht en diverse waardevolle voorwerpen, waaronder een bankpas, weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat het DNA van de verdachte op de tie-wraps en tape is aangetroffen, wat als bewijs werd gezien voor zijn betrokkenheid bij de overval. De verdediging voerde aan dat er een alternatief scenario mogelijk was, maar het hof achtte dit scenario niet aannemelijk. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 8.570,20, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001654-17
datum uitspraak: 15 september 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-650532-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
1 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 26 april 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met geld en/of een pinpas (met de bijbehorende pincode) en/of een horloge en/of een ketting en/of een armband en/of een rijbewijs en/of een kentekenbewijs en/of autosleutels en/of huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren en/of
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met geld en/of een pinpas (met de bijbehorende pincode) en/of een horloge en/of een ketting en/of een armband en/of een rijbewijs en/of een kentekenbewijs en/of autosleutels en/of huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal en/of genoemde afpersing hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s);
- naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn toegegaan en/of
- ( toen en/of nadat) die [slachtoffer] de (voor)deur van zijn woning opende met geweld die woning is/zijn binnengedrongen en/of
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of getoond en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Wij komen helemaal uit Den Haag en komen hier 30000 euro halen" en/of "Wij komen hier in opdracht" en/of "Wij schieten een kogel door je kop als wij niets vinden en wij slaan je kop in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de enkels en de handen van die [slachtoffer] met tie-wraps en/of tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- de mond van die [slachtoffer] met tape heeft/hebben dichtgeplakt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen de kelder van zijn woning in te gaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in die kelder heeft/hebben achtergelaten;
2:
hij op of omstreeks 26 april 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en / of (een of meer) van zijn mededader(s)
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of getoond en/of
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Wij komen helemaal uit Den Haag en komen hier 30000 euro halen" en/of "Wij komen hier in opdracht" en/of "Wij schieten een kogel door je kop als wij niets vinden en wij slaan je kop in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de enkels en de handen van die [slachtoffer] met tie-wraps en/of tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- de mond van die [slachtoffer] met tape heeft/hebben dichtgeplakt en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen de kelder van zijn woning in te gaan en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] in die kelder heeft/hebben achtergelaten;
3:
hij op of omstreeks 26 april 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een geld-/pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1000 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s), dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel te weten een door misdrijf verkregen bankpas en/of pincode op naam van die [slachtoffer];
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bespreking van een in hoger beroep gevoerd verweer

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat er voor het aantreffen van het DNA van de verdachte op de tie-wraps en het tape in de woning van het slachtoffer [slachtoffer] een alternatief scenario denkbaar is. De verdachte had, mede in verband met zijn werk in de steigerbouw, tie-wraps en tape in huis liggen. Als de verdachte deze in handen heeft gehad, is zijn DNA daarop te vinden. De tie-wraps en tape kunnen vervolgens zonder medeweten van de verdachte door een ander zijn gebruikt bij de overval. Dit alternatieve scenario vindt steun in de omstandigheid dat in de woning van [slachtoffer] geen dactyloscopische sporen van de verdachte zijn gevonden. Overigens ontbreekt ieder steunbewijs voor verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde. De verdachte heeft een alibi voor de bewuste avond; het is de verdachte echter niet mogelijk gebleken dit alibi te onderbouwen, omdat er geen personen zijn die dit willen of kunnen bevestigen.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt hieromtrent als volgt.
Op 26 april 2016 hebben twee daders op het adres [adres] te Amsterdam een woningoverval gepleegd. De bewoner (het slachtoffer [slachtoffer]) moest op de bank in de woonkamer gaan zitten, waarna de dader die door het slachtoffer is benoemd als NN2, uit een door hem meegebrachte sporttas een rol tape en tie-wraps heeft gehaald. NN2 heeft vervolgens, telkens met tie-wraps, de enkels van het slachtoffer vastgemaakt en diens handen op zijn rug gebonden. Ook heeft NN2 een stuk tape om het hoofd van het slachtoffer geplakt, waarna hij de rol tape in de woonkamer heeft achtergelaten.
Enige tijd later, voordat het slachtoffer door de daders werd gedwongen naar de kelder te gaan, heeft NN2 de tie-wraps om de enkels van het slachtoffer weer afgedaan.
In de woning van het slachtoffer zijn in de woonkamer een opengesneden/-geknipte tie-wrap op de vloer voor de bank en een rol tape gevonden en in de kelder is een eveneens opengesneden/-geknipte tie-wrap aangetroffen. De tie-wraps en de rol tape zijn in beslaggenomen. Op de rol tape en op de uiteinden van beide tie-wraps is epitheel aangetroffen waarvan het DNA-profiel overeenkomt met dat van de verdachte. Ten aanzien van het DNA-profiel van het epitheel dat is aangetroffen op een van de tie-wraps geldt bovendien dat het
geenmengprofiel betreft.
Uit het voorgaande volgt dat op drie voorwerpen waarmee het slachtoffer is gekneveld, DNA van de verdachte is aangetroffen. De voorwerpen zijn in de woning van het slachtoffer aangetroffen, zij zijn andersoortig (tie-wraps respectievelijk tape) en voor de tie-wraps geldt dat het epitheel is aangetroffen aan de uiteinden ervan, zijnde een plaats die bij uitstek bij het scenario past waarin de donor van het materiaal (zijnde de verdachte) de tie-wraps heeft vastgehad op het moment dat deze werden dichtgetrokken teneinde het slachtoffer te knevelen. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat de op die voorwerpen aangetroffen sporen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dadersporen betreffen.
Het door de verdediging geschetste alternatieve scenario houdt in dat i) de verdachte op enig moment op zowel twee tie-wraps als de rol tape epitheel heeft achtergelaten, ii) een derde (juist) deze voorwerpen uit de woning van [naam 1], alwaar de verdachte tijdelijk verbleef, heeft meegenomen én iii) die of een andere derde die voorwerpen bij de overval heeft gebruikt, zonder dat die derde(n) op het uiteinde van de tie-wrap AAIN6516NL zelf DNA-materiaal heeft/hebben achtergelaten. Niet alleen acht het hof dit alternatieve scenario uiterst onaannemelijk, maar bovendien heeft de verdediging niet meer gedaan dan dit scenario als mogelijkheid te opperen.
Tot slot overweegt het hof dat ook geenszins aannemelijk is geworden dat de verdachte, zoals hij zelf beweert, ten tijde van de overval met een grote groep bekenden elders was, te weten in verschillende uitgaansgelegenheden in Purmerend.
Op basis van het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte de door het slachtoffer als NN2 benoemde dader is en dat hij dus samen met een ander de woningoverval op het slachtoffer heeft gepleegd.
Ten overvloede overweegt het hof dat dit oordeel past bij de omstandigheid dat de daders beschikten over specifieke wetenschap omtrent de woning van het slachtoffer alsmede omtrent de aanwezigheid aldaar van een aanzienlijk geldbedrag, dit terwijl de verdachte bevriend was met, althans een kennis was van, de schoonzoon van het slachtoffer en hij ook diens dochter kende, met wie het slachtoffer in onmin leefde.
Uit het bovenstaande volgt dat de verdachte en zijn mededader ter uitvoering van het plan om het slachtoffer te beroven, naar diens woning zijn gegaan en hem – kort gezegd – hebben overvallen. Tijdens die overval hebben de verdachte en zijn mededader in nauwe en bewuste samenwerking onder meer een bankpas uit de portemonnee van het slachtoffer weggenomen en hem gedwongen de daarbij behorende pincode af te geven. Kort nadat de verdachte en zijn mededader de woning van het slachtoffer hadden verlaten, is met die bankpas en pincode geld van de rekening van het slachtoffer opgenomen. Gelet op die zeer korte tijdspanne en bij gebrek aan enige verklaring van de verdachte dienaangaande acht het hof bewezen dat de verdachte en/of zijn mededader het geldbedrag heeft/hebben gepind. Deze diefstal kan naar het oordeel van het hof niet los gezien worden van het oorspronkelijke plan van beiden en de zeer nauwe en bewuste samenwerking bij de uitvoering hiervan, zodat ook bewezen is dat deze diefstal in vereniging is gepleegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 26 april 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met geld en een pinpas, een horloge, een ketting, een armband, een rijbewijs, een kentekenbewijs, autosleutels en huissleutels, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan de andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren
en
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld die [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pincode, toebehorende aan die [slachtoffer],
welk geweld en welke bedreiging met geweld bij genoemde diefstal en genoemde afpersing hierin bestonden dat hij en zijn mededader:
- naar de woning van die [slachtoffer] zijn toegegaan en
- nadat die [slachtoffer] de voordeur van zijn woning opende, met geweld die woning zijn binnengedrongen en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] hebben gericht en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] hebben gezegd: "Wij komen helemaal uit Den Haag en komen hier 30.000 euro halen" en "Wij komen hier in opdracht" en "Wij schieten een kogel door je kop als wij niets vinden en wij slaan je kop in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- de enkels en de handen van die [slachtoffer] met tie-wraps hebben vastgebonden en
- de mond van die [slachtoffer] met tape hebben dichtgeplakt en
- die [slachtoffer] hebben gedwongen de kelder van zijn woning in te gaan en
- vervolgens die [slachtoffer] in die kelder hebben achtergelaten.
2:
hij op 26 april 2016 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij en zijn mededader:
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] gericht en
- op dreigende toon tegen die [slachtoffer] gezegd: "Wij komen helemaal uit Den Haag en komen hier 30000 euro halen" en/of "Wij komen hier in opdracht" en/of "Wij schieten een kogel door je kop als wij niets vinden en wij slaan je kop in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, en
- de enkels en de handen van die [slachtoffer] met tie-wraps vastgebonden en
- de mond van die [slachtoffer] met tape dichtgeplakt en
- die [slachtoffer] gedwongen de kelder van zijn woning in te gaan en
- vervolgens die [slachtoffer] in die kelder achtergelaten.
3:
hij op 26 april 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geld-/pinautomaat heeft weggenomen een geldbedrag van 1.000 euro, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een door misdrijf verkregen bankpas (en pincode) op naam van die [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop
van de voortgezette handeling van diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een brute woningoverval, waarbij
de bewoner – een destijds 73-jarige man – is bedreigd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, is vastgebonden met tape en tie-wraps en hulpeloos is achtergelaten in de kelder van de woning. De verdachte en zijn mededader hebben de woning doorzocht en hebben naast diverse waardevolle voorwerpen een bankpas van het slachtoffer weggenomen. Zij hebben het slachtoffer vervolgens onder bedreiging gedwongen de bij de bankpas behorende pincode af te geven, waarna zij een geldbedrag van de rekening van het slachtoffer hebben opgenomen. De verdachte en de mededader waren op de hoogte van de situatie in de woning en hebben het slachtoffer blijkbaar zorgvuldig uitgekozen.
De verdachte en zijn mededader hebben aldus op grove wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en eigendommen van het slachtoffer, alsmede op zijn gevoel van veiligheid in zijn woning. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen daarvan ondervinden, hetgeen in het onderhavige geval ook blijkt uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer. Voorts veroorzaken feiten als deze maatschappelijke onrust en brengen zij een gevoel van onveiligheid teweeg.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 augustus 2017 is
hij eerder ter zake van een strafbaar feit onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf ook gelet op de straffen die ter zake van soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarin voor vergelijkbare feiten een gevangenisstraf van 3 tot 5 jaren wordt genoemd, afhankelijk van de aard en mate van het gebruikte geweld of de bedreiging daarmee. Het hof neemt in het onderhavige geval in aanmerking dat enerzijds het gebruikmaken van (een op) een vuurwapen (gelijkend voorwerp) en het vastbinden van het slachtoffer ernstige vormen van geweld betreffen en anderzijds dat (overig) fysiek geweld niet is aangewend.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de over de verdachte opgemaakte rapportage van 21 maart 2017, opgemaakt door GZ-psycholoog [naam 2]. Hieruit volgt onder meer dat bij de verdachte sprake is van een scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling, veroorzaakt door langdurige pedagogische en affectieve verwaarlozing gedurende zijn kinderjaren. De verdachte wordt omschreven als een prikkelhongerige man die zich snel verveelt en behoefte heeft aan uitdaging. Voordat hij in detentie raakte, leidde de verdachte een zwervend bestaan, hield hij zich op in een aan criminaliteit gerelateerd netwerk en hield hij zich voornamelijk bezig met feesten en het gebruiken van verdovende middelen.
De deskundige heeft geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een stoornis in het gebruik van een middel, alsmede van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en antisociale trekken. Op grond hiervan heeft de deskundige geadviseerd het ten laste gelegde in licht verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het hof verenigt zich met deze conclusies en dit advies van de deskundige en neemt deze over.
Gelet hierop alsmede op hetgeen ten aanzien van de ernst van het geweld is overwogen, zal het hof een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de advocaat-generaal gevorderd. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, zoals ook de rechtbank heeft opgelegd, passend en geboden. Gelet op de ernst van de feiten ziet het hof geen ruimte om een deel van deze straf in voorwaardelijke zin op te leggen. Dat de verdachte naar eigen zeggen tijdens zijn huidige detentie tot rust is gekomen en de gelegenheid heeft gehad na te denken over een positieve invulling van zijn toekomst, hij gemotiveerd is om een opleiding te volgen en hij zich inmiddels heeft aangemeld voor een begeleid wonen-traject, maakt dat niet anders.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 8.570,20, te weten: een bedrag van € 2.520,20 aan materiële schade en een bedrag van € 6.050,- aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De gevorderde schade is in hoger beroep niet inhoudelijk betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 55, 56, 57, 282, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder
1, 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 8.570,20 (achtduizend vijfhonderdzeventig euro en twintig cent) bestaande uit € 2.520,20 (tweeduizend vijfhonderdtwintig euro en twintig cent) aan materiële schade en € 6.050,00 (zesduizend vijftig euro) aan immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.570,20 (achtduizend vijfhonderdzeventig euro en twintig cent) bestaande uit € 2.520,20 (tweeduizend vijfhonderdtwintig euro en twintig cent) aan materiële schade en € 6.050,00 (zesduizend vijftig euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
77 (zevenenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 april 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. C.M. Degenaar, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
15 september 2017.
[…]