ECLI:NL:GHAMS:2017:3733

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
200.216.607/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontbindingsvonnis van een huurovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] V.O.F. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de huurovereenkomst tussen partijen is ontbonden. [X] c.s. hebben bij dagvaarding van 19 mei 2017 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 april 2017, waarin zij zijn veroordeeld om een onroerende zaak binnen drie maanden te ontruimen. In het incident hebben [X] c.s. gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal schorsen, omdat zij van mening zijn dat het vonnis berust op een juridische misslag. Het hof heeft de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging afgewezen, omdat niet is gebleken dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust. Het hof oordeelt dat de klachten van [X] c.s. onvoldoende onderbouwd zijn en dat er geen noodtoestand is aangetoond die schorsing van de tenuitvoerlegging rechtvaardigt. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door [X] c.s.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.216.607/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 4760627 CV EXPL 16-2670
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 september 2017
inzake

1.[X] V.O.F.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[vennoot 1],
wonend te [woonplaats] ,
3.
[vennoot 2],
wonend te [woonplaats] ,
4.
[vennoot 3],
wonend te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. T.C. Boer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [X] c.s. en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[X] c.s. zijn bij dagvaarding van 19 mei 2017 in hoger beroep gekomen van het door de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) onder bovenstaand zaaknummer op 11 april 2017 gewezen vonnis tussen [geïntimeerde] als eiser in conventie, verweerder in reconventie, en [X] c.s. als gedaagden in conventie, eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- incidentele conclusie ex artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met producties;
- memorie van antwoord in het incident, met producties.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
[X] c.s. hebben incidenteel gevorderd dat het hof de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis zal schorsen, althans voor zover [X] c.s. daarbij zijn veroordeeld om het gehuurde te ontruimen binnen drie maanden na betekening van dat vonnis, totdat in hoger beroep (onherroepelijk) op de onderhavige zaak is beslist, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van dit incident.
Bij conclusie van antwoord in het incident heeft [geïntimeerde] verweer gevoerd en geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen, met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van dit incident.

2.Beoordeling

in het incident:
2.1
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter - kort gezegd en voor zover in het incident van belang - (in conventie) de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de onroerende zaak [adres] ontbonden en [X] c.s., uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld om deze onroerende zaak binnen drie maanden na betekening van dat vonnis te ontruimen.
2.2
Ter onderbouwing van hun incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van (een gedeelte van) het bestreden vonnis hebben [X] c.s.
- samengevat - het volgende aangevoerd. Het bestreden vonnis, althans de uitvoerbaarverklaring bij voorraad daarvan, berust op een (klaarblijkelijke) juridische misslag. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat [X] c.s. het gehuurde hebben gebruikt in strijd met de contractuele bestemming op grond van de omstandigheden dat zij de boven de bedrijfsruimte gelegen ruimte door een familielid van een van de vennoten van appellante sub 1, [X] v.o.f., laten bewonen en in de bedrijfsruimte allerlei koopwaar aanbieden die niet valt onder de definitie “tabak- en rokersbenodigdheden”. Volgens [X] c.s. zijn zij niet tekort geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de huurovereenkomst. Voor zover er wel sprake zou zijn van een tekortkoming van [X] c.s., geldt, dat die niet ernstig genoeg is om de ontbinding te rechtvaardigen en is ontbinding op deze grond bovendien - naar het hof begrijpt - naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarnaast stellen [X] c.s. dat het recht tot ontbinding is verjaard en dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor ontbinding. Met betrekking tot de uitvoerbaarverklaring bij voorraad hebben [X] c.s. zich op het standpunt gesteld dat daarvoor, gelet op een afweging van de belangen van partijen, geen grond bestaat. Tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis levert vanwege de misslag(en) waarop het berust, misbruik van recht door [geïntimeerde] op. Ook de volstrekte - bij [geïntimeerde] bekende - onevenredigheid tussen het belang bij tenuitvoerlegging van [geïntimeerde] en het belang van [X] c.s. dat daardoor wordt geschaad, levert misbruik van recht op. In dit verband hebben [X] c.s. erop gewezen dat het na ontruiming bijna ondoenlijk zal zijn om het gehuurde weer te betrekken, dat dit tot substantiële kosten zal leiden en dat de vennoten en hun familie door het niet kunnen exploiteren van het gehuurde geen inkomsten zullen hebben. Van enig zwaarwegend belang van [geïntimeerde] bij het reeds nu al tenuitvoerleggen van dat vonnis is daarentegen niet gebleken. Aldus steeds [X] c.s.
2.3
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd op gronden waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
2.4
Bij de beoordeling van de incidentele vordering neemt het hof tot uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep slechts plaats is, indien tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal aan de orde zijn indien de executant, mede gelet op de - voor hem kenbare - belangen van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan in het bijzonder sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor degene te wiens laste het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.5
Het is het hof niet gebleken dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust. De klacht van [X] c.s. dat de kantonrechter ten onrechte tot ontbinding van de huurovereenkomst is overgegaan, kan niet tot een andere conclusie leiden, hun klacht dat de kantonrechter het bestreden vonnis ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard evenmin. [X] c.s. hebben deze klachten in hun incidentele conclusie weliswaar uitvoerig onderbouwd, maar uit die onderbouwing volgt niet dat klaarblijkelijk sprake is van een juridische misslag. Of de beslissingen van de kantonrechter waarop de klachten van [X] c.s. zien juist zijn, kan pas bij de behandeling van de hoofdzaak aan de orde komen. Dat geldt ook voor de (nieuwe) verweren van [X] c.s. dat sprake is van verjaring en dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor ontbinding. Voorts is het hof van oordeel dat [X] c.s. onvoldoende concreet hebben gesteld dat zich na het bestreden vonnis feiten hebben voorgedaan dan wel aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat tenuitvoerlegging van dat vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand bij hen zal doen ontstaan. Hoewel ontruiming van het gehuurde naar verwachting onomkeerbaar zal zijn, kan niet worden geoordeeld dat reeds daarom sprake is van een noodtoestand als hiervoor bedoeld, ook al zullen [X] c.s. dan uit de exploitatie van hun winkel in het gehuurde geen inkomsten meer kunnen genereren. De kantontrechter heeft deze omstandigheden immers (in overweging 15) bij zijn beoordeling betrokken. [X] c.s. hebben evenmin voldoende aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, voordat in hoger beroep eindarrest zal zijn gewezen. Op grond van het vorenstaande oordeelt het hof dat de incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis moet worden afgewezen.
2.6
Het hof zal [X] c.s., als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak veroordelen in de kosten van het incident.
in de hoofdzaak:
2.7
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen naar de rol voor het nemen van een memorie van grieven door [X] c.s.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 24 oktober 2017 voor het nemen van een memorie van grieven door [X] c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, L.A.J. Dun en J.E. Molenaar en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 september 2017.