ECLI:NL:GHAMS:2017:3716

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
200.210.035/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding naar Turks recht met betrekking tot de vermogensrechtelijke gevolgen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin de echtscheiding tussen haar en haar man naar Nederlands recht was uitgesproken. De vrouw, die zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft, verzocht om de echtscheiding naar Turks recht uit te spreken. De man, die de Turkse nationaliteit heeft, heeft zich in eerste aanleg gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en was niet aanwezig op de zitting. Tijdens de zitting in hoger beroep op 13 juli 2017 verklaarden beide partijen dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht en dat zij geen mogelijkheden zien voor herstel van de huwelijkse verhoudingen. Het hof oordeelde dat, gezien de Turkse nationaliteit van beide partijen en hun verzoek om Turks recht toe te passen, de echtscheiding naar Turks recht diende te worden uitgesproken. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en sprak de echtscheiding uit naar Turks recht, waarbij ook de vermogensrechtelijke gevolgen van de beëindiging van het huwelijk werden besproken. Partijen bereikten overeenstemming over de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen, wat leidde tot de conclusie dat de financiële afwikkeling van het huwelijk voldoende was geregeld volgens het Turks recht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 12 september 2017
Zaaknummers: 200.210.035/01 en 200.210.037/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/248417 / FA RK 16-5470
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
appellante,
advocaat: mr. P.H. Visser te Wormerveer,
tegen
[de man] ,
wonende te [plaats B] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.M. Mons te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Partijen worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 22 februari 2017 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 7 december 2016 van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem), met kenmerk C/15/248417 / FA RK 16-5470.
1.3.
De advocaat van de man heeft op 25 april 2017 per e-mailbericht laten weten dat de man zich in eerste aanleg aan het oordeel van de rechtbank heeft gerefereerd en het derhalve niet nodig acht in deze procedure te verschijnen.
1.4.
De zaak is op 8 juni 2017 ter zitting behandeld, alwaar zijn verschenen de vrouw en mr. C.A.F. Visser, kantoorgenoot van haar advocaat. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Op verzoek van de vrouw is een nieuwe zitting gehouden op 13 juli 2015, waar zijn verschenen de man en de vrouw alsmede de tolk in de Turkse taal M.A.A. Priem; de vrouw werd op deze zitting vergezeld door haar advocaat.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 2013 te [plaats C] (Turkije) gehuwd.
De vrouw heeft de Nederlandse en Turkse nationaliteit. De man heeft de Turkse nationaliteit.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, naar Nederlands recht de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarnaast is de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek met betrekking tot verdeling.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van de vrouw, voor zover thans van belang, de echtscheiding tussen partijen uit te spreken naar Turks recht, subsidiair naar Nederlands recht. Daarnaast had de vrouw verzocht de scheiding en deling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap te bevelen, voor zover tussen partijen een goederengemeenschap bestaat, met benoeming van een notaris en onzijdige personen.
3.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de echtscheiding tussen partijen uit te spreken naar Turks recht en de scheiding en deling van de tussen partijen bestaande huwelijksgoederengemeenschap te bevelen, voor zover tussen partijen met inachtneming van het Turks huwelijksgoederenrecht enige gemeenschap bestaat, met benoeming van een notaris als onzijdige persoon.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
De man heeft ter zitting in hoger beroep van 13 juli 2017 verklaard dat hij zich met het standpunt van de vrouw kan verenigen dat tussen de man en de vrouw de echtscheiding naar Turks recht dient te worden behandeld en uitgesproken. Het hof constateert voorts dat de man in eerste aanleg een referteverklaring heeft afgegeven, die ook kan zien op instemming met toepasselijkheid van Turks recht.
Gelet op artikel 10:56, lid 2, onder a Burgerlijk Wetboek dient, nu partijen beiden de Turkse nationaliteit hebben, vanwege de rechtskeuze die partijen aldus (hadden en) hebben gemaakt, Turks recht te worden toegepast op het verzoek tot echtscheiding.
In zoverre slaagt de eerste grief van de vrouw.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 166 Turks Burgerlijk Wetboek dient de rechter zich ervan te vergewissen dat partijen uit vrije wil tot de echtscheiding hebben besloten en dient de rechter de regeling van de financiële gevolgen passend te achten. Partijen dienen hieromtrent ten overstaan van de rechter te verklaren, waarbij de rechter zich ervan dient te overtuigen dat de verklaringen van partijen in vrijwilligheid worden afgelegd.
4.3.
Ter zitting van 13 juli 2017 hebben zowel de man als de vrouw verklaard dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht en dat zij geen mogelijkheden zien voor herstel van de huwelijkse verhoudingen. Naar het oordeel van het hof hebben partijen deze verklaringen in vrijwilligheid afgelegd.
4.4.
Partijen hebben voorts ter zitting verklaard omtrent de wijze waarop zij de vermogensrechtelijke gevolgen van de beëindiging van het huwelijk wensen af te wikkelen. De man heeft aangegeven dat hij het met de vrouw eens is dat het appartementsrecht bestaande uit de onroerende zaak gelegen aan de [a-straat] [plaats A] , en de daaraan verbonden hypothecaire schuld, aan de vrouw toekomen. De man heeft desgevraagd aangegeven dat hij geen enkele aanspraak op deze onroerende zaak maakt en dat de vrouw de daaraan hypothecair verbonden schuld voor haar rekening dient te nemen. De vrouw heeft zich bereid verklaard de schuld als haar eigen schuld te dragen. Partijen hebben aangegeven dat zij aldus overeenstemming hebben bereikt en dat zij over en weer geen aanspraken (meer) hebben in verband met enige huwelijksgemeenschap, en dat met het voorgaande iedere gemeenschap die uit hoofde van het huwelijk tussen hen mocht hebben bestaan, tussen hen is afgewikkeld. Van de zijde van de vrouw is hierop akte gevraagd van de tussen partijen bereikte overeenstemming en aangegeven dat vanwege de (hiervoor weergegeven) overeenstemming tussen partijen het deel van het petitum van het beroepschrift dat ziet op de scheiding en deling van de huwelijksgemeenschap geen behandeling behoeft.
Met het voorgaande is naar het oordeel van het hof ook voldoende voorzien in de goede financiële afwikkeling van het huwelijk in de zin van artikel 166 Turks Burgerlijk Wetboek.
4.5.
Het hof zal de beschikking van 7 december 2016 vernietigen, voor zover daarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken naar Nederlands recht. Opnieuw rechtdoende zal het hof de echtscheiding uitspreken naar Turks recht. Nu het tweede onderdeel van het petitum als ingetrokken kan worden beschouwd behoeft het hof geen beslissing te nemen op dat onderdeel en behoeft de tweede grief geen behandeling. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 7 december 2016 van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem), met kenmerk C/15/248417 / FA RK 16-5470, voor zover daarbij tussen partijen de echtscheiding naar Nederlands recht is uitgesproken, en
opnieuw rechtdoende:
spreekt naar Turks recht de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats C] , Turkije [in] 2013.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.J. Driessen - Poortvliet, mr. H.A. van den Berg en mr. M.C. Schenkeveld in tegenwoordigheid van mr. D.M. Jansen als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2017.