ECLI:NL:GHAMS:2017:3711

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-000833-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake niet voldoen aan ambtelijk bevel tot verwijdering uit overlastgebied

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een door de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel om zich uit een overlastgebied te verwijderen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 24 augustus 2017, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben toegelicht.

De tenlastelegging betrof een incident op 19 september 2016, waarbij de verdachte om 15.45 uur in Amsterdam niet voldeed aan het bevel van de burgemeester. De raadsman voerde aan dat de verdachte het bevel niet had begrepen, omdat het niet in aanwezigheid van een tolk was uitgereikt. Het hof verwierp dit verweer, omdat uit het proces-verbaal bleek dat de verdachte had verklaard het bevel te begrijpen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk niet had voldaan aan het bevel en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000833-17
datum uitspraak: 7 september 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-191959-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
Thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 2016 te 15.45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2 , althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het aan de verdachte tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden, nu de verdachte geen opzet op dat feit heeft gehad. De verdachte is naast zijn moedertaal geen andere taal machtig.
Uit het proces-verbaal van uitreiking van het gebiedsverbod van 7 september 2016 blijkt niet dat het verwijderingsbevel in aanwezigheid van een tolk is uitgereikt. De verdachte ontkent te hebben begrepen wat het bevel inhield. De verdachte ontkent ook te hebben gezegd wat is opgenomen in het proces-verbaal dat van de uitreiking is opgemaakt. Om deze redenen moet ervan worden uitgegaan dat de verdachte de boodschap niet heeft begrepen en dat hij niet wist dat hij zich niet in overlastgebied 2 mocht bevinden, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt.
De gebezigde bewijsmiddelen houden het volgende in.
De verdachte heeft blijkens het proces-verbaal van uitreiking gezegd: “ik begrijp het chef”, nadat hem het bevel inhoudende het gebiedsverbod voor de duur van een maand was uitgereikt. Ook heeft hij gezegd: “ik begrijp het maar ik moet hier zijn. Morgen gaan jullie mij hier weer zien.”
Deze uitlatingen laten geen andere conclusie toe dan dat de verdachte de inhoud van het bevel begreep. Voor de stelling dat de verdachte deze woorden niet heeft gebruikt, dan wel inhoud of reikwijdte daarvan niet heeft begrepen, heeft de raadsman geen enkel aanknopingspunt geboden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 september 2016 te 15.45 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 2, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem gegeven verwijderingsbevel door zich in een gebied op te houden terwijl hij wist dat hij daar niet mocht zijn. De verdachte heeft er, door zo te handelen blijk van gegeven zich niets gelegen te laten aan een door het openbaar gezag ter handhaving van de openbare orde gegeven bevel.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 augustus 2017 is hij eerder ter zake van misdrijven onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt het hof mee in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. R.M. Steinhaus en mr. G.M. Boekhoudt, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2017.