In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een door de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel om zich uit een overlastgebied te verwijderen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na een zitting op 24 augustus 2017, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben toegelicht.
De tenlastelegging betrof een incident op 19 september 2016, waarbij de verdachte om 15.45 uur in Amsterdam niet voldeed aan het bevel van de burgemeester. De raadsman voerde aan dat de verdachte het bevel niet had begrepen, omdat het niet in aanwezigheid van een tolk was uitgereikt. Het hof verwierp dit verweer, omdat uit het proces-verbaal bleek dat de verdachte had verklaard het bevel te begrijpen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk niet had voldaan aan het bevel en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte.