ECLI:NL:GHAMS:2017:3707

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-001426-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen poging tot diefstal met meerdere verdachten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van medeplegen van poging tot diefstal, gepleegd op 9 maart 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met een medeverdachte plegen van diefstal van goederen toebehorende aan twee slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte gedurende enige tijd door opsporingsambtenaren in de gaten zijn gehouden, waarbij hun gedragingen als een nauwe en bewuste samenwerking zijn geïnterpreteerd. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat er geen opzet was, maar het hof verwierp dit verweer en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal.

Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal en vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, met aftrek van voorarrest. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact van zakkenrollerij op de maatschappij, en oordeelde dat alleen een substantiële vrijheidsbenemende straf passend was. De op te leggen straf was gebaseerd op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001426-17
datum uitspraak: 7 september 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-701417-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
volgens eigen opgave verblijvende op het adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
zij op of omstreeks 09 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een (rug)zak en/of een of meer (schouder)tas(sen) (met inhoud), althans een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), met een of meer van haar mededader(s), althans alleen, zich opzettelijk naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon heeft/hebben begeven en/of (zeer) dichtbij en/of achter voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon is/zijn gaan staan en/of (vervolgens) haar/hun hand(en) (onder een sjaal) naar en/of in de richting van die (rug)zak/(schouder)tas(sen) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon heeft/hebben gebracht en/of (vervolgens) de rits(en) en/of sluiting(en) van die (rug)zak/(schouder)tas(sen) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon heeft/hebben geopend/opengemaakt;
subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 09 maart 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door voornoemde [medeverdachte] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een (rug)zak en/of een of meer(schouder)tas(sen) (met inhoud), althans een of meer goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon, in elk geval aan een ander of anderen dan aan voornoemde [medeverdachte] en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, zich opzettelijk naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon heeft/hebben begeven en/of (zeer) dichtbij en/of achter voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon is/zijn gaan staan en/of (vervolgens) zijn/hun hand(en) (onder een sjaal) naar en/of in de richting van die (rug)zak/(schouder)tas(sen) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon heeft/hebben gebracht en/of (vervolgens) de rits(en) en/of sluiting(en) van die (rug)zak/(schouder)tas(sen) van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon heeft/hebben geopend/opengemaakt bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verstrekt, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen door - op de uitkijk te gaan staan en/of (vervolgens) - onnodig dicht op/voor/achter voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of die tot op heden onbekend gebleven eigenaar/persoon te gaan lopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat het ten laste gelegde medeplegen van noch de ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat de verdachte niet wist dat de medeverdachte [medeverdachte] de diefstallen wilde plegen. Er is daarom geen sprake geweest van opzet, aldus de raadsvrouw.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit in de vorm van medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
De verdachte en haar medeverdachte zijn gedurende enige tijd, waarbij zij zich op verschillende plaatsen in het centrum van Amsterdam ophielden, door opsporingsambtenaren in burger gevolgd. Meermalen werd een samenspel van gedragingen van de verdachte en haar medeverdachte waargenomen. Het handelen van de verdachte bestond uit het “scannen” en in de gaten houden van de omgeving op plaatsen waar zich diverse personen bevonden. Daarnaast verrichtte de verdachte handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm tot doel hadden het afschermen van de handelingen van de medeverdachte die, eveneens naar hun uiterlijke verschijningsvorm, gericht waren op wegneming van goederen uit de tassen die de betrokken personen droegen. In het bijzonder de samenhang tussen het feit dat de verdachte voortdurend in de direct nabijheid van de medeverdachte bleef, de afschermingshandelingen en het actief rondkijken acht het hof dragend voor de conclusie dat de verdachte wetenschap had van de voorgenomen diefstallen en dat zij en de medeverdachte daarop gezamenlijk opzet hadden.
Op grond van het voorgaande, meer in het bijzonder de hiervoor omschreven samenhang in gedragingen, is het hof voorts, anders dan de raadsvrouw en de advocaat-generaal, van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachte en acht het hof de tenlastegelegde pogingen tot diefstal in vereniging bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
Zij op 09 maart 2017 te Amsterdam, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], met haar mededader, zich opzettelijk naar voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben begeven en zeer dichtbij en achter voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn gaan staan en vervolgens zijn hand naar die tassen van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gebracht en vervolgens de rits en/of sluiting van die tassen van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geopend.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met haar medeverdachte schuldig gemaakt aan twee pogingen tot zakkenrollen. Zakkenrollerij veroorzaakt veel overlast aan de gedupeerden en draagt bij aan een in de maatschappij heersend gevoel van onveiligheid. De verdachte heeft er blijk van gegeven dat zij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen. Het hof rekent haar dit aan.
Gelet op het voorgaande vormt slechts een vrijheidsbenemende straf van substantiële duur een passende reactie op het handelen van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van € 370,00 en een geldbedrag van £ 40,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. R.M. Steinhaus en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2017.