ECLI:NL:GHAMS:2017:3702

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-001192-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van verduistering met betrekking tot een niet geleverde boot

Op 14 september 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1979, die ervan beschuldigd werd opzettelijk een geldbedrag van 4500 euro, toebehorende aan een ander, wederrechtelijk te hebben toegeëigend. De verdachte had zich verplicht tot de levering van een boot aan de koper, maar had deze niet geleverd. De advocaat-generaal vorderde vrijspraak, en het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van verduistering. Het hof stelde vast dat de verdachte, door de ontvangen koopsom, het geld niet langer toebehoorde aan de koper, maar aan hemzelf. Het hof concludeerde dat het niet leveren van de boot mogelijk civiele aansprakelijkheid met zich meebracht, maar dit was niet voldoende om te spreken van verduistering. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001192-17
datum uitspraak: 14 september 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-005343-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk 4500 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Zoals bepleit door de verdediging, is naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het overweegt hieromtrent in het bijzonder het volgende.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de verdachte zich krachtens mondelinge overeenkomst heeft verplicht tot de levering van een boot aan [adres] .
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is de enkele omstandigheid dat degene die krachtens overeenkomst een geldbedrag als koopsom heeft ontvangen en vervolgens nalaat de door hem verschuldigde tegenprestatie te leveren nog geen reden om af te wijken van de uit het burgerlijk recht voortvloeiende regel dat de ontvangen koopsom na het effectueren van die betaling tot het vermogen van de nalatige verkoper is gaan behoren. Nu het geld niet langer toebehoorde aan [adres] , maar aan de verdachte, bestaat voor het bestanddeel ‘wederrechtelijke toe-eigening’ geen bewijs. Het niet leveren van de overeengekomen boot leidt wellicht tot civiele aansprakelijkheid jegens de koper, maar de opvatting dat dit ook reeds voldoende zou zijn om verduistering te kunnen aannemen, vindt geen steun in het recht. De verdachte zal reeds om deze reden worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S.M.M. Bordenga, mr. E. Mijnsberge en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 september 2017.
Mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.