ECLI:NL:GHAMS:2017:3699

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-001291-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs na invordering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1984, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. De tenlastelegging betrof een incident op 20 december 2016 te Amsterdam, waar de verdachte een motorrijtuig bestuurde terwijl hij geen geldig rijbewijs had, zoals vereist onder artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten, maar het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 40 uren gevorderd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte een taakstraf van 30 uren bepleitte. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en besloot een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen van 40 uren, in plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M.M. van der Nat, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001291-17
datum uitspraak: 14 september 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-261247-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 december 2016 te Amsterdam als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs, een hem door het daartoe bevoegde gezag buiten Nederland afgegeven rijbewijs of een internationaal rijbewijs was gevorderd en/of van wie zodanig bewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, Prins Bernardplein, een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 december 2016 te Amsterdam als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 een op zijn naam gesteld rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, Prins Bernardplein, een motorrijtuig, (bedrijfsauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat bewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een taakstraf voor de duur van 30 uren bepleit.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft een auto bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd wegens rijden onder invloed. Hiermee heeft hij een met het oog op de verkeersveiligheid door het bevoegde gezag genomen maatregel genegeerd, hetgeen het hof hem ernstig kwalijk neemt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 augustus 2017 is hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken die doorgaans overeenkomstig de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor het bewezenverklaarde feit wordt opgelegd, geen straf die als passend en geboden kan worden beschouwd en legt het de verdachte in plaats daarvan een onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur op. Oplegging van een lagere taakstraf, zoals door de raadsman bepleit, doet geen recht aan de ernst van het thans bewezen geachte feit.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M.M. van der Nat en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 september 2017.
Mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.