ECLI:NL:GHAMS:2017:3697

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-000043-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met een vuurwapen via social media

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor bedreiging van een ex-vriend van zijn vriendin, waarbij hij via social media en telefonisch dreigende boodschappen had verstuurd. De bedreigingen omvatten het sturen van een foto met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dreigende teksten zoals 'ik schiet je kapot'. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en 20 dagen hechtenis, waarbij de hechtenis kan worden omgezet in een taakstraf indien deze niet naar behoren wordt verricht. De benadeelde partij, die zich had gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding, is niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partij zijn vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000043-17
datum uitspraak: 14 september 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-222032-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
31 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 3 oktober 2016 tot en met 16 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer]
- via Facebook een of meer foto’s toegestuurd met (een) afbeeldingen(en) waarop hij,
verdachte, een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn
handen vast had en/of
-( daarbij) de dreigende tekst: “Ik schiet je kapot” en/of “ik zou hier maar mee kappen als ik
jou was, want ik kom je gewoon opzoeken” en/of “ik maak geen geintjes meer met jou”
en/of
- (telefonisch) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “je moet haar met rust
laten anders kom ik naar je toe. Ik neem dan mijn wapen mee en schiet je kapot” en/of “ik ga
je een klap geven”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 3 oktober 2016 tot en met 16 oktober 2016 te Amsterdam telkens [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer]
- via Facebook een foto toegestuurd met een afbeelding waarop hij, verdachte, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn handen vast had en
- hem de dreigende teksten: “ik zou hier maar mee kappen als ik jou was, want ik kom je gewoon opzoeken” en “ik maak geen geintjes meer met jou” heeft gestuurd en
- telefonisch voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: “je moet haar met rust
laten anders kom ik naar je toe. Ik neem dan mijn wapen mee en schiet je kapot” en “ik ga
je een klap geven”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,- subsidiair zes dagen hechtenis, waarvan € 150,- subsidiair drie dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 300,- subsidiair zes dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft primair gepleit dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete en subsidiair bepleit dat een taakstraf wordt opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich via social media en telefonisch schuldig gemaakt aan bedreiging van de ex-vriend van zijn vriendin. Naast de telefonische en (via Facebook) schriftelijke bedreigingen heeft de verdachte niet geschroomd zijn slachtoffer te intimideren door hem een foto te sturen waarop hij te zien is met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Aldus heeft hij het slachtoffer angst aangejaagd, zoals onder meer blijkt uit de aangifte van het slachtoffer.
Gelet op de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 augustus 2017 is hij niet eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij toegewezen kan worden tot een bedrag van € 200,-, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering voor het overige.
Standpunt van de verdachte
Zijdens de verdachte is gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden, nu de vordering niet is onderbouwd met een deskundigenrapportage waaruit blijkt dat er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Het oordeel van het hof
Naar het oordeel van het hof is aannemelijk dat de benadeelde partij zich bedreigd heeft gevoeld en hiervan last en hinder heeft ondervonden in de vorm van gevoelens van onveiligheid en slaapproblemen, zoals vermeld in de vordering van de benadeelde partij. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat sprake is van aantasting in de persoon zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is immers nodig dat sprake is van geestelijk letsel, dan wel van een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van zijn persoon. Het hof stelt vast dat de gestelde immateriële schade - behoudens een algemene weergave van de gevolgen - niet is onderbouwd met enig stuk. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat sprake is geweest van dergelijk letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde, dat de vordering tot vergoeding van immateriële schade zonder meer toewijsbaar is. Voorts is uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat de verdachte het oogmerk heeft gehad op het toebrengen van ander nadeel dan vermogensschade.
Het hof is dan ook van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. Mijnsberge, mr. M.M. van der Nat en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 september 2017.
Mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.