ECLI:NL:GHAMS:2017:3696

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-002968-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis kantonrechter inzake overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 27 juni 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor het overtreden van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008. De tenlastelegging betrof het zich ophouden op de openbare weg met de intentie om middelen als bedoeld in de Opiumwet te kopen of aan te bieden. Het hof heeft de zaak behandeld op 4 januari 2017 en 24 juli 2017, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 12 maart 2016 op de Stoofsteeg in Amsterdam heeft opgehouden met de intentie om drugs aan te bieden. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en het hof heeft rekening gehouden met zijn recidive. De verdachte heeft echter ook positieve ontwikkelingen doorgemaakt, zoals het volgen van een opleiding en het verminderen van druggebruik. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke hechtenis op te leggen van vier weken, met bijzondere voorwaarden waaronder begeleiding door de reclassering en deelname aan hulpverlening. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis van twee jaar, met toezicht door de reclassering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002968-16
datum uitspraak: 24 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-077338-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 januari 2017 en 24 juli 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2016 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten, de Oudezijds Achterburgwal en/of Stoofsteeg, heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 maart 2016 te Amsterdam zich op aan de weg, te weten, de Stoofsteeg, heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 3 van de Opiumwet, althans daarop gelijkende waar, te koop aan te bieden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van het bepaalde in artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Vonnis van de kantonrechter en standpunten van partijen
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot hechtenis voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke hechtenis voor de duur van 4 weken en dat daarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld – kort gezegd – (a) het naleven van een meldplicht bij de reclassering, (b) het ondergaan van een behandeling bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag en (c) meewerken aan een opname in een instelling van voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De raadsman heeft het hof verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan ‘begeleiding’ als bijzondere voorwaarde te koppelen, omdat de verdachte die begeleiding nodig heeft.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in de binnenstad van Amsterdam (nep)drugs aangeboden aan passanten. Hij heeft hierdoor de openbare orde verstoord en bijgedragen aan overlast en hinder die met het gebruik van harddrugs op openbare plaatsen gepaard gaan. Bovendien voelen passanten zich hierbij onprettig en minder veilig in het centrum van Amsterdam.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 juli 2017 is hij vele malen eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, waaronder herhaaldelijk tot een vrijheidsstraf. Het hof weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Gezien de ernst van het feit en de recidive van de verdachte acht het hof de oplegging van onvoorwaardelijke hechtenis in beginsel passend.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof acht geslagen op zijn persoonlijke omstandigheden. De verdachte, die in het verleden is gediagnostiseerd met het syndroom van Asperger, heeft ter zitting verklaard dat zijn leven er thans anders uitziet dan ten tijde van het gepleegde feit. Hij leidt niet langer een zwervend bestaan, maar hij woont bij zijn vriendin en kinderen. Hij heeft toegelicht gemotiveerd te zijn om zijn leven een positieve invulling te geven en een goed voorbeeld te zijn voor zijn kinderen; hij heeft zich ingeschreven voor een opleiding, gebruikt minder softdrugs en laat zich begeleiden door Indaad. De verdachte heeft verklaard mee te willen werken aan hulpverlening. Ook uit het rapport van Reclassering Nederland van 19 april 2017 blijkt dat de verdachte de afgelopen maanden een positieve weg lijkt te zijn ingeslagen. Het hof acht tevens van belang dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte sinds augustus 2016 geen strafbare feiten heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen, waarmee een eerder (hardnekkig) patroon (voorlopig) lijkt te zijn doorbroken. Het hof acht daarom aannemelijk dat de verdachte een serieuze start heeft gemaakt om zijn leven een positieve wending te geven.
Blijkens genoemd rapport adviseert de reclassering – teneinde het als hoog getaxeerde recidiverisico dat de verdachte in zich bergt te reduceren – de verdachte te verplichten tot – kort gezegd – de naleving van de bijzondere voorwaarden die door de advocaat-generaal zijn voorgesteld. Het hof neemt dit advies over, waarbij het hof het toezicht zal opdragen aan Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, en het aan die reclasseringsinstelling laat om te bezien of het, gezien de gewijzigde woonsituatie van de verdachte, nog noodzakelijk is dat hij komt te wonen in een instelling voor begeleid wonen. Daarnaast stelt het hof als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich laat begeleiden door Indaad (of een soortgelijke instelling), omdat dat in het belang van de verdachte wordt geacht.
Het hof houdt er verder rekening mee dat de verdachte bij onder parketnummer 23-002967-16 gewezen arrest van heden is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke hechtenis van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2.7, tweede lid, en 6.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 Amsterdam en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot
hechtenisvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de hechtenis niet ten uitvoer zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn toezichthouder worden gegeven;
- zich onder begeleiding stelt van Indaad of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich houdt aan de aanwijzingen en adviezen die hem gegeven worden door zijn begeleider van deze instelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- meewerkt aan toeleiding naar opname in een door de reclassering aan te wijzen instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, en daar vervolgens verblijft en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering zal opstellen,
indien en voor zoveren zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- meewerkt aan diagnostiek bij en zich onder behandeling stelt van centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag, of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, indien en zolang de reclassering dat nodig acht.
Geeft opdracht aan Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. G. Oldekamp en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juli 2017.
mr. J.J.I. de Jong en mr. R. Kuiper zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.