ECLI:NL:GHAMS:2017:3691

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-000218-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam, gegeven krachtens de Gemeentewet en de Algemene Plaatselijke Verordening. De tenlastelegging betrof een incident op 22 maart 2016, waarbij de verdachte om 05.25 uur in Amsterdam niet voldeed aan een verwijderingsbevel om zich uit een overlastgebied te verwijderen.

Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis van de politierechter niet de vereiste redengevende feiten en omstandigheden bevatte, waardoor het vonnis werd vernietigd. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman pleitte voor een voorwaardelijke straf. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen en besloot tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. G.M. Boekhoudt, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000218-17
datum uitspraak: 21 augustus 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-061258-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 maart 2016 te 05.25 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat dit vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bevat.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 maart 2016 te 05.25 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 namens de burgemeester van Amsterdam, zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het overlastgebied 1 te verwijderen en zich daar gedurende 1 maand niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Vonnis van de politierechter en standpunt van partijen
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepleit voor een juiste toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De verdachte is op 24 januari 2017 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken ter zake van drie soortgelijke feiten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden is niet in lijn met een juiste toepassing van artikel 63 Sr, omdat gelijktijdige bestraffing van dit feit had geleid tot oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van hooguit een paar weken, aldus de raadsman.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het overtreden van een hem, namens de burgemeester, gegeven verwijderingsbevel door zich in een gebied op te houden, terwijl hij wist dat hij daar niet mocht zijn. De verdachte heeft zodoende een door het openbaar gezag ter handhaving van de openbare orde gegeven bevel genegeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juli 2017 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Ook is de verdachte nadien, op 24 januari 2017, door de politierechter te Amsterdam in de zaken met parketnummers 13/057713-16 en 13/067948-16 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van in totaal acht weken ter zake van drie soortgelijke feiten, gepleegd op respectievelijk 16 maart, 31 maart en 5 april 2016. Het onderhavige feit, gepleegd op 22 maart 2016, valt precies tussen deze pleegdata in. Het hof is van oordeel dat een juiste toepassing van artikel 63 Sr met zich brengt dat voornoemde veroordeling door de politierechter in de onderhavige zaak moet worden meegewogen.
Het hof acht, gelet op de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf in de zaken met parketnummer 13/057713-16 en 13/067948-16 en met toepassing van artikel 63 Sr, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 augustus 2017.
Mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]