ECLI:NL:GHAMS:2017:3690

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-004510-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake eenvoudige belediging

Dit arrest betreft het hoger beroep van een verdachte die is veroordeeld voor eenvoudige belediging. De zaak is ontstaan na een incident op 5 mei 2013 in Heerhugowaard, waar de verdachte beledigende uitspraken heeft gedaan richting een benadeelde. De politierechter in de rechtbank Noord-Holland had eerder op 10 november 2015 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 7 augustus 2017 heeft het hof de verklaringen van getuigen en de benadeelde beoordeeld. De raadsman van de verdachte betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verdachte geen opzet had op belediging. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de verklaringen van de getuigen en de benadeelde in essentie overeenkwamen, wat voldoende bewijs opleverde voor de belediging. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de tenlastelegging en legde een geldboete van € 150,- op, met een subsidiaire hechtenis van 3 dagen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen voor materiële schade van € 4,08. Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 23, 24c en 266 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004510-15
datum uitspraak: 21 augustus 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-187262-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 5 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk [benadeelde] , althans één of meer personen, (één of meermalen) in het openbaar mondeling heeft beledigd, door te roepen/uit te laten "Kanker/rot op naar je eigen land en/of Vuile kutmarokkanen en/of kankermarokkanen", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken nu het in deze zaak ontbreekt aan voldoende overtuigend en betrouwbaar bewijs. De inhoud van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zoals deze zijn afgelegd bij de politie verschillen met de verklaringen zoals deze zijn afgelegd bij de rechter-commissaris en bovendien rijmen deze niet met de verklaring van aangeefster. Alle getuigen gebruiken het woord “Marokkaan”, maar daar draait het niet om. De omstandigheden van het geval worden door alle getuigen anders geschetst, hetgeen de verklaringen onderling strijdig maakt. De verklaringen zijn verzonnen en aangedikt, aldus de raadsman.
Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het beledigen van aangeefster. De verdachte had ruzie met de spelende kinderen en de door haar geuite woorden waren niet rechtstreeks tot aangeefster gericht, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen die aangeefster en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] bij de politie en de rechter-commissaris hebben afgelegd in de kern met elkaar overeenkomen. Het hof ziet in het dossier geen aanwijzingen voor een samenzwering tussen de getuigen en aangeefster tegen de verdachte. De betreffende verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] vormen, in samenhang bezien, voldoende ondersteuning voor de verklaring van aangeefster dat zij –kort gezegd – is beledigd door de verdachte. Daaraan doet niet af dat de betreffende getuigen hun verklaringen eerst enige tijd na het incident hebben afgelegd en dat zij het incident niet geheel gelijkluidend beschrijven. De verklaringen zijn niet op wezenlijke onderdelen onverenigbaar.
Voorts is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen in voldoende mate blijkt dat de verdachte de betreffende bewoordingen heeft gericht tot aangeefster nu zij zich bij het uitspreken daarvan tot aangeefster heeft gericht. Gelet op het voorgaande kan het opzet op de belediging van aangeefster worden aangenomen en acht het hof het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 5 mei 2013 in de gemeente Heerhugowaard opzettelijk [benadeelde] in het openbaar mondeling heeft beledigd, door te roepen "Rot op naar je eigen land” en “Vuile kutmarokkanen” en “kankermarokkanen".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 150,-, subsidiair 3 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 200,-, subsidiair 4 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging. Het bezigen van scheldwoorden zoals door de verdachte geuit, is uiterst kwetsend voor de personen tegen wie deze zijn gericht.
Het hof heeft aansluiting gezocht bij de straf die door rechters bij eenvoudige belediging pleegt te worden opgelegd. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete van € 150,- genoemd voor belediging door zogenoemde
first offenders. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juli 2017 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. De ernst van het feit in aanmerking genomen is voor een geldboete in voorwaardelijke vorm, zoals door de raadsman verzocht, geen plaats.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 204,08 bestaande uit € 4,08 ter zake van materiële schade en € 200,- ter zake van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4,08. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering, voor zover deze in hoger beroep nog aan de orde is, zal worden toegewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4,08 (vier euro en acht cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 mei 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 augustus 2017.
Mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]