ECLI:NL:GHAMS:2017:3689

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
23-001415-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van diefstal met een medeverdachte in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 april 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van diefstal. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op zittingen van 15 februari 2017 en 7 augustus 2017. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 28 uur, die bij niet verrichten vervangen zou worden door 14 dagen hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met enkele aanvullingen op de bewijsmiddelen en de strafmotivering. De verdachte en zijn medeverdachte waren betrokken bij de diefstal van horloges uit een winkel in Amsterdam, waarbij de verdachte de rol had om het personeel af te leiden. Het hof oordeelde dat de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte voldoende bewijs opleverde voor het medeplegen van de diefstal. De raadsman had betoogd dat de verdachte niet wist van de diefstal, maar het hof verwierp dit verweer. De beslissing van het hof was om het vonnis te bevestigen, waarbij het hof geen aanleiding zag voor een andere strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001415-16
datum uitspraak: 21 augustus 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13‑089356-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
laatst opgegeven adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 15 februari 2017 en 7 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 28 uur taakstraf bij niet verrichten te vervangen door 14 dagen hechtenis.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • de navolgende bewijsmiddelen toevoegt;
  • de bewijsoverweging zoals weergegeven in rubriek 2 van het vonnis vervangt door de navolgende bewijsoverweging en
  • de strafmotivering zoals weergegeven in rubriek 6 van het vonnis aanvult met de navolgende overweging.

Aanvulling bewijsmiddelen

Het hof vult de bewijsmiddelen aan met de navolgende bewijsmiddelen:
- Een proces-verbaal met nummer 2013231642-9 van 19 september 2013, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] , doorgenummerde pagina’s 16-17.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 19 september 2013 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
medeverdachte [medeverdachte 1].
Ergens in het centrum in een klein straatje
(het hof begrijpt: de Hartenstraat te Amsterdam)ben ik een winkel binnen gelopen en heb daar twee horloges ontvreemd. Ik had inderdaad met [alias verdachte] afgesproken dat hij het winkelpersoneel zou afleiden en dat ik dan de horloges zou stelen omdat we beiden geld nodig hadden.
- Een proces-verbaal 8 juni 2017, opgemaakt door mr. [r.c.] , raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken bij het gerechtshof te Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 juni 2017 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van
de getuige [medeverdachte 1] .
De persoon op de foto op pagina 23 van het dossier
(het hof begrijpt: de verdachte)is [alias verdachte] waarover ik verklaarde. Ik heb horloges ontvreemd, volgens mij was dat bij Karl Lagerfeld in Amsterdam. Ik was niet alleen maar ik was met een persoon. Ik noemde die persoon [alias verdachte] . [alias verdachte] ging de Karl Lagerfeldwinkel in en ik zag dat hij met het vrouwelijk winkelpersoneel sprak en haar naar achter leidde. Ik kon toen de horloges ontvreemden. Wij waren op strooptocht en wisten al vanaf het begin wat wij deden. [alias verdachte] wist dat hij het personeel afleidde. In mijn beleving wist [alias verdachte] precies wat er aan de hand was.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit dat medeplegen van het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat de verdachte niet wist dat de medeverdachte de diefstal zou plegen en er onvoldoende bewijs is dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde feit.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen zoals deze door de rechtbank zijn gebruikt en door het hof zijn overgenomen en aangevuld, volgt dat de twee mannen, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , bij elkaar hoorden en handelden in de gezamenlijke uitvoering van de diefstal. De verdachte wist wat zijn rol was bij de diefstal van de horloges, namelijk het afleiden van het winkelpersoneel; dit hadden medeverdachte [medeverdachte 1] en hij vooraf besproken. Deze rol was niet ondergeschikt aan de rol van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Het hof is van oordeel dat hieruit volgt dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust en nauw hebben samengewerkt bij het plegen van de diefstal en dus dat zij de diefstal tezamen en in vereniging hebben gepleegd.

Aanvullende overweging ten aanzien van de straf

Voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de raadsman bepleit, is gelet op de aard en omstandigheden van het feit en de Justitiële Documentatie van de verdachte geen plaats.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 augustus 2017.
Mr. G.M. Boekhoudt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.