Op 12 september 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een verdachte die ten laste was gelegd dat hij op 18 mei 2016 in Amstelveen, als bestuurder van een personenauto, een voetganger niet voorrang heeft gegeven op een voetgangersoversteekplaats. De verdachte heeft in hoger beroep gemotiveerd betwist dat de voetganger op het moment van naderen van de oversteekplaats daadwerkelijk op het punt stond deze over te steken. Hij voerde aan dat de voetganger zich op dat moment nog op het fietspad aan de andere zijde van de weg bevond, en dat er een vluchtheuvel aanwezig was die de oversteekplaats onderbrak. Het hof heeft het dossier beoordeeld, waarin slechts een summier proces-verbaal was opgenomen dat de verdachte had waargenomen zonder te stoppen voor de voetganger. Het hof oordeelde dat deze enkele waarneming onvoldoende bewijs bood om de gedetailleerde betwisting van de verdachte te weerleggen. Daarom heeft het hof besloten de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en de eerder uitgevaardigde strafbeschikking is eveneens vernietigd.