In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 april 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1986, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het verstoren van de openbare orde en het bedreigen van de veiligheid van een ander. De feiten vonden plaats op 24 mei 2014 te Amsterdam, waar de verdachte, terwijl hij in staat van dronkenschap verkeerde, op de openbare weg ruzie maakte en trachtte een ander aan te vallen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd bevestigd, en er waren geen omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De kantonrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 300 euro, subsidiair 6 dagen hechtenis, waarvan 150 euro voorwaardelijk was. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een lagere geldboete van 150 euro gevorderd, subsidiair 3 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit was begaan, evenals de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft in overweging genomen dat de verdachte eerder onherroepelijk was veroordeeld voor strafbare feiten. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 150 euro en 3 dagen hechtenis, met de voorwaarde dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 september 2017.