ECLI:NL:GHAMS:2017:3650

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
12 september 2017
Zaaknummer
23-001414-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake rijden met ongeldig rijbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, was aangeklaagd voor het rijden met een ongeldig rijbewijs op twee verschillende data: op 30 september 2016 en op 23 februari 2017. Tijdens de zitting op 29 augustus 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlasteleggingen betroffen het besturen van een motorrijtuig terwijl de verdachte wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op beide data als bestuurder van een personenauto heeft gereden, ondanks dat hij op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd. De verdachte is eerder onherroepelijk veroordeeld voor verkeersgerelateerde feiten, wat het hof zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarbij het hof de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking heeft genomen. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst van zijn daden, wat heeft geleid tot de beslissing om een vrijheidsbenemende straf op te leggen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001414-17
datum uitspraak: 12 september 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 96-199343-16 (zaak A) en 96-037374-17 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A:hij op of omstreeks 30 september 2016 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Prins Bernhardplein, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
zaak B:hij op of omstreeks 23 februari 2017 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Hoofdweg 407, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:
hij op 30 september 2016 te Amsterdam, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, Prins Bernhardplein, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
zaak B:
hij op 23 februari 2017 te Amsterdam, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, Hoofdweg 407, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto) van die categorie heeft bestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaken A en B bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op twee verschillende data een personenauto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft de verdachte de regels die gelden in het verkeer en de verkeersveiligheid dienen genegeerd. Bovendien heeft hij door met een auto te rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan besluiten van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen.
Het hof rekent het daarbij de verdachte zwaar aan dat hij ten tijde van het onder zaak B bewezenverklaarde een gewaarschuwd man was en dat hij - ondanks dat de politie hem kort daarvoor een aantal maal uitdrukkelijk had gewaarschuwd dat hij niet mocht rijden - direct weer in zijn auto is gestapt en is weggereden. De verdachte heeft daarmee op geen enkele wijze blijk gegeven de ernst van de door hem begane misdrijven in te zien. Dit klemt te meer nu de verdachte – zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard – zich ervan bewust was dat hij niet verzekerd was op het moment dat hij met een ongeldig verklaard rijbewijs reed.
In het nadeel van de verdachte heeft het hof eveneens meegewogen dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 augustus 2017 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer verkeersgerelateerde feiten.
Het hof is gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan van oordeel dat niet met een andere dan een vrijheidsbenemende straf kan worden volstaan en acht een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden. In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals door hem ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht, ziet het hof geen aanleiding tot een andere strafmodaliteit te komen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 96-199343-16 en in de zaak met parketnummer 96-037374-17 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 96-199343-16 en in de zaak met parketnummer 96-037374-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2017.