Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden -zoals weergegeven onder 3.2 in het vonnis- en de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Het hof acht bewezen dat de verdachte vóór de inbraak de beschikking had over een Fiat Punto, die is gehuurd bij [verhuurbedrijf] en waarvoor het huurcontract is gesteld op naam van [huurder] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze auto door een mededader bij de inbraak is gebruikt. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 22 juni 2013 een vrachtwagen heeft gehuurd bij [verhuurbedrijf] voor Mohammed die op de zwarte lijst stond. Bij deze huur is het telefoonnummer van de verdachte opgegeven en het hof acht, mede gelet op de verklaring van [medeverdachte] , bewezen dat deze vrachtwagen bestemd was voor gebruik door de verdachte. Het hof acht, gelet op het tijdstip waarop de vrachtwagen is gehuurd, de aanwezigheid van de verdachte bij de diefstal en de camerabeelden waaruit blijkt dat een vrachtwagen van [verhuurbedrijf] ten tijde van de diefstal op het terrein van Hoogsteger was, bewezen dat de verdachte de huur van deze vrachtwagen ten behoeve van de diefstal heeft geregeld. De dag vóór de inbraak heeft de verdachte telefonisch contact opgenomen met de latere afnemer van de buit en hem gevraagd of hij, verdachte, een dag later kratten kan komen brengen. Ten tijde van de inbraak is en blijft de verdachte in de directe nabijheid van de plaats delict en houdt hij - naar eigen zeggen - de omgeving in de gaten, terwijl zijn mededaders de kratten bij het bedrijf wegnemen. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij mededaders heeft geholpen voor de politie te vluchten. De ochtend na de inbraak heeft de verdachte wederom telefonisch contact met de afnemer met de vraag of hij de kratten kan komen brengen. Diezelfde ochtend levert hij samen met een aantal anderen de gestolen 4.465 kratten af met een vrachtwagen. In de loop van de middag wordt een tweede levering kratten gebracht.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat de verdachte een personenauto en vrachtwagen heeft geregeld die gebruikt zijn bij de diefstal, hij tijdens de diefstal de omgeving in de gaten heeft gehouden en zijn mededaders heeft geholpen te vluchten, hij vooraf heeft geregeld dat de kratten na de diefstal konden worden weggebracht naar een afnemer waardoor hij en zijn mededaders de opbrengst van de diefstal konden realiseren. Hierdoor is sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.