Uitspraak
mr. C.S.M. Ruijgrokte Amsterdam,
mr. Z. Tașpinarte Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding tussen een vrouw en een man, die een affectieve relatie hebben gehad en samen een meerderjarige zoon hebben. De vrouw was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin haar vordering om de man de woning te laten verlaten werd afgewezen. De vrouw had de woning aan de [a-straat] te [plaats A] gekocht en was de enige gerechtigde tot het recht van erfpacht, terwijl de man hoofdelijk verbonden was voor de hypothecaire lening op de woning. Het hof oordeelde dat de vrouw als eigenaar van de woning ook daadwerkelijk in de woning moest kunnen wonen, en dat de man de woning diende te verlaten. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de man om de woning uiterlijk op 15 oktober 2017 te verlaten, met een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-naleving. Tevens werd de man veroordeeld om alle sleutels van de woning aan de vrouw te overhandigen en niet meer in de woning te komen. De kosten van het geding werden aan de man opgelegd, zowel voor het principaal als het incidenteel appel.