ECLI:NL:GHAMS:2017:3573

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
7 september 2017
Zaaknummer
23-003856-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld en medeplegen in metro

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld en medeplegen, gepleegd op 22 en 23 oktober 2013 in een metrotrein. De tenlastelegging omvatte het afpersen van drie slachtoffers door middel van bedreiging met geweld, waarbij de verdachte en zijn mededader de slachtoffers onder druk zetten om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 augustus 2017 heeft de advocaat-generaal zijn vordering gepresenteerd, en de raadsvrouw van de verdachte heeft verweren gevoerd tegen de beschuldigingen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn mededader op dreigende wijze de slachtoffers benaderde en hen onder druk zette om geld af te geven. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en een nieuwe bewezenverklaring en kwalificatie vastgesteld. De verdachte is schuldig bevonden aan afpersing en diefstal, en het hof heeft de strafmaat bepaald op vier maanden gevangenisstraf, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uren. De verdachte moet zich gedurende de proeftijd melden bij de reclassering. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003856-16
datum uitspraak: 30 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-654245-13 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 en/of 23 oktober 2013 te Diemen en/of te Amsterdam Zuidoost, gemeente Amsterdam, in een (metro)trein (lijn 53 van het GVB) die in beweging was op het traject tussen de stations Diemen-Zuid en Van der Madeweg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
a. a) [slachtoffer 1] en/of
b) [slachtoffer 2] en/of
c) [slachtoffer 3],
heeft gedwongen tot de afgifte van
a. a) een hoeveelheid muntgeld (ter waarde van ongeveer 16 euro) en/of b)
een hoeveelheid muntgeld (ter waarde van ongeveer 30 euro) en/of
c) een bankpas ten name van [slachtoffer 3] en/of een hoeveelheid contant geld (in dollars en euro's), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
EN/OF
- met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
* een bankpas ten name van [slachtoffer 3] en/of een hoeveelheid contant geld (dollars en euro's),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
* [slachtoffer 3],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren;
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte met zijn mededader, althans alleen, (op dreigende toon) (in het engels) om geld heeft gevraagd en/of tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Nee, jullie moeten allemaal jullie geld geven of ik steek jullie neer" en/of die [slachtoffer 3] een vuistslag/stomp tegen het lichaam heeft gegeven en/of die [slachtoffer 3] (op dreigende toon) (in het engels) om zijn pincode en/of zijn telefoon heeft gevraagd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de rechtbank.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2013 te Diemen en/of te Amsterdam Zuidoost, in een metrotrein die in beweging was op het traject tussen de stations Diemen-Zuid en Van der Madeweg, tezamen en in vereniging met een ander
- met het oogmerk om zich en die ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
a. a) [slachtoffer 1] en
b) [slachtoffer 2] en
heeft gedwongen tot de afgifte van
a. a) een hoeveelheid muntgeld (ter waarde van ongeveer 16 euro) en
b) een hoeveelheid muntgeld (ter waarde van ongeveer 30 euro)
toebehorende aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2],
EN
- met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas ten name van [slachtoffer 3] en een hoeveelheid contant geld toebehorende aan [slachtoffer 3], welke diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een andere deelnemer aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat verdachte met zijn mededader op dreigende toon in het Engels om geld heeft gevraagd en tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Nee, jullie moeten allemaal jullie geld geven of ik steek jullie neer", en die [slachtoffer 3] een stomp tegen het lichaam heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bespreking gevoerde verweren

Diefstal met geweld en medeplegen
De raadsvrouw heeft bepleit dat het gepleegde geweld gepleegd tegen [slachtoffer 3] geen diefstal met geweld kan opleveren, nu de diefstal reeds was voltooid ten tijde van het plegen van het geweld. Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van de ten laste gelegde diefstal met (bedreiging met) geweld het verweer gevoerd dat er geen sprake is geweest van medeplegen, nu er geen bewuste en nauwe samenwerking heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en [medeverdachte].
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de bevindingen van de camerabeelden van het Gemeentelijk Vervoersbedrijf blijkt dat de verdachte samen met [medeverdachte] op station Diemen Zuid in de metro lijn 50 is gestapt. [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bevonden zich op dat moment al met twee andere vrienden in deze metro. [1] Uit de aangiftes van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] blijkt dat [medeverdachte] en de verdachte in de metro naar hen toe zijn gegaan en dat [medeverdachte] tegen hen riep: “jullie moeten allemaal jullie geld geven of ik steek jullie neer”, dan wel woorden van gelijke strekking. De verdachte is [medeverdachte] bijgevallen en riep vervolgens dat aangevers hun geld moesten geven. Aangevers voelden zich bang en geïntimideerd. [slachtoffer 1] heeft daarop geld gegeven aan de verdachte en [slachtoffer 2] heeft zijn geld afgestaan aan [medeverdachte]. [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en de twee vrienden die bij hen waren zagen kans de metro te verlaten bij station Venserpolder. [slachtoffer 3] kon de metro niet tijdig uitkomen en bleef achter in de inmiddels weer rijdende metro, tezamen met [medeverdachte] en de verdachte. [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [medeverdachte] vervolgens zei: ‘Your money’. Omdat hij zich bedreigd voelde en bang was heeft hij geld en een debitcard aan [medeverdachte] gegeven. Daarna sloeg een van de daders met zijn vuist tegen de borst van [slachtoffer 3] en verlieten [medeverdachte] en de verdachte gezamenlijk de metro. Tussen het instappen van [medeverdachte] en de verdachte op station Diemen Zuid en het uitstappen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en hun twee vrienden op station Venserpolder zit minder dan een minuut.
Voor medeplegen is noodzakelijk dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander gericht op het voltooien van het delict. Het hof is van oordeel dat zulks op grond van het vorenstaande voldoende is komen vast te staan.
Uit de toedracht van het delict blijkt dat, nadat de verdachte met zijn medeverdachte [medeverdachte] de metro was binnengegaan, zij beiden zich direct opeenvolgend bedreigend hebben uitgelaten tegen de aangevers en zij vervolgens tegelijkertijd dan wel direct opeenvolgend in elkaars nabijheid elk een deel van de buit hebben geïncasseerd. Uit deze gezamenlijke uitvoering blijkt het medeplegen. Wie van beiden uiteindelijk aan aangever [slachtoffer 3] de vuistslag heeft toegediend kan in het midden blijven, nu dit onderdeel van de uitvoering van het misdrijf als een onlosmakelijk onderdeel van de gezamenlijke uitvoering van het misdrijf moet worden aangemerkt.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
meermalen gepleegd.
en
diefstal, voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen personen en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of een ander de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 uren hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan afpersing van twee toeristen en een diefstal met geweld van een derde toerist in de metro. Door samen met zijn mededader te dreigen hen neer te steken indien ze hun geld niet afgaven een zeer bedreigende situatie gecreëerd. Berovingen in de publieke ruimte zijn ergerlijke feiten, die schade veroorzaken en niet alleen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid teweegbrengen, maar ook bij de samenleving in het algemeen, en dienen dan ook krachtig te worden bestreden.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 augustus 2017 is de verdachte eerder voor andersoortige feiten onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 27 januari 2014, waarin wordt geadviseerd aan de verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering alsmede een verplichting tot behandeling voor zijn alcoholproblematiek bij een ambulante forensische zorg, zulks ter boordeling van de reclassering.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op het reclasseringsadvies acht het hof termen aanwezig om een bijzondere voorwaarde in de zin van een meldplicht bij de reclassering op te leggen. Het hof ziet af van het opleggen van een behandelverplichting, nu het reclasseringsadvies dateert van 2014 en het hof geen recente informatie heeft over de alcoholproblematiek van de verdachte.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij reclassering Inforsa, zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. H.T. van der Meer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 augustus 2017.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen beelden Gemeentelijk Vervoersbedrijf d.d. 27 oktober 2013, p. 29-30.