ECLI:NL:GHAMS:2017:3515

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
4 september 2017
Zaaknummer
23-004811-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling van levensgezel na hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn levensgezel, maar heeft hoger beroep ingesteld. De tenlastelegging betrof het duwen van de hand van de levensgezel tegen een deur, wat zou hebben geleid tot een schram aan haar hand. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 augustus 2017 heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 20 uren geëist, subsidiair 10 dagen hechtenis. Het hof heeft echter geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verklaring van de aangeefster, die stelde dat de verdachte de deur open duwde waardoor haar hand tegen de deurklink kwam, was onvoldoende om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging. De overige verweren van de verdediging behoefden geen bespreking, aangezien de vrijspraak al op deze grond werd uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004811-16
datum uitspraak: 30 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-689007-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw mr. K.H. Zonneveld, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel
[slachtoffer] heeft mishandeld door de (linker)hand van voornoemde [slachtoffer] (met kracht) tegen een deur en/of deurklink te duwen en/of te drukken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan het ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend worden bewezen. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij ruzie had met de verdachte omdat hij in de woonkamer rookte. Nadat de verdachte de keuken in was gelopen heeft aangeefster de keukendeur dichtgedaan en gebarricadeerd met een bank ervoor. De verdachte duwde de deur open waardoor – de zich op dat moment aan de andere zijde van de deur bevindende – aangeefster de deurklink tegen haar linkerhand kreeg. Als gevolg hiervan heeft zij een schram aan haar linkerhand opgelopen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd de mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer] door de hand van deze [slachtoffer] tegen een deur en/of deurklink te duwen en/of te drukken. Het hof overweegt dat uit de feitelijkheden zoals deze door aangeefster naar voren zijn gebracht niet kan volgen dat de verdachte aangeefster tegen een deur heeft geduwd en/of gedrukt. Ook uit de overige stukken van het dossier blijkt dit niet. Naar het oordeel van het hof kan het ten laste gelegde derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Nu het hof reeds op bovenstaande grond tot een vrijspraak komt, behoeven de overige verweren van de verdediging geen bespreking.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. H.T. van der Meer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 augustus 2017.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.