Uitspraak
mr. G.C.L. van de Corput, kantoorhoudende te Breda,
mr. A.H.H.M. Roelofs, kantoorhoudende te Nuland,
mr. H.W.M. Vos, kantoorhoudende te Grave.
1.Het verloop van het geding
- verzoekster als [A] ;
- verweerster als Totalplast;
- belanghebbende als CSB.
,bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad – zakelijk weergegeven –
2.De feiten
5. Besluiten, genoemd in artikel 25 van de statuten, waarvoor in ieder geval voorafgaande goedkeuring nodig is van de algemene vergadering van aandeelhouders zijn:
.”
“De heer [B] brengt voorts naar voren dat – zolang de liquiditeitspositie van Totalplast niet voldoende verbeterd is – gestopt moet worden met de extra maandelijkse betalingen aan de Beheersmaatschappijen van de directie in de vorm van interim dividend ad € 3.000,- per maand. De heer [C] ziet dit probleem niet en verzoekt de heer [B] door te gaan met de betaling van deze bedragen aan zijn Beheersmaatschappij. Op dit onderdeel zijn de directieleden het derhalve niet eens.”De aandeelhoudersvergadering heeft besloten het negatieve resultaat van € -19.568 over 2013 ten laste te brengen van de overige reserves en over 2013 geen dividend uit te keren.
omtrent het reilen en zeilen van Totalplast B.V.”en verzocht een aandeelhoudersvergadering te beleggen waarbij in ieder geval de jaarstukken 2016 en een bespreking van de voorlopige resultaten over 2017 aan de orde dienen te komen, met het verzoek de financiële stukken tijdig toe te sturen. In zijn reactie van 8 juni 2017 heeft mr. Roelofs namens CSB een aandeelhoudersvergadering uitgeroepen, te houden op 28 juni 2017, en herhaald dat de reden waarom CSB niet bereid is [A] van financiële informatie te voorzien genoegzaam bekend is.
3.De gronden van de beslissing
corporate opportunityontneemt.
deadlockonder meer voortkomt uit het feit dat CSB in haar hoedanigheid van bestuurder weigert informatie aan [A] te verstrekken zolang zij geen geheimhoudingsverklaring ondertekent. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer rust juist in een situatie als de onderhavige waarin een van de aandeelhouders geen bestuurder is, op de vennootschap een bijzondere zorgplicht jegens die aandeelhouder en dient een gepaste openheid te worden betracht. Daarbij dient als uitgangspunt te gelden dat het bestuur in beginsel, behoudens het bestaan van zwaarwichtige redenen, gehouden is door de aandeelhoudersvergadering verlangde inlichtingen te verschaffen. Nu van het op schadelijke wijze delen van vertrouwelijke bedrijfsinformatie door [A] thans onvoldoende is gebleken, acht de Ondernemingskamer, zeker in het licht van de omvang van de activiteiten van de onderneming, het niet redelijk dat CSB het verschaffen van informatie aan [A] afhankelijk stelt van een geheimhoudingsverklaring.