ECLI:NL:GHAMS:2017:3473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
1 september 2017
Zaaknummer
200.191.462/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in hoger beroep inzake verdeling van een nalatenschap met betrekking tot mede-erfgenamen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van een nalatenschap. De appellante, vertegenwoordigd door mr. T. den Haan, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. I.E. van der Bijl. Het hof heeft op 30 mei 2017 een tussenarrest gewezen en partijen verzocht om zich uit te laten over de wijze van verdeling van de nalatenschap. In het tussenarrest werd ook de rol van de mede-erfgenaam [Y], de zoon van de appellante, besproken. Het hof heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de uitlatingen van de geïntimeerde als executeur-testamentair ook namens de andere mede-erfgenaam [Y] worden gedaan, en dat dit moet worden gestaafd met een ondertekende verklaring of een expliciete melding van de advocaat.

Het hof heeft verder opgemerkt dat de appellante, als moeder van [Y], ook het standpunt van haar zoon kan verwoorden, mits dit ook wordt gestaafd. Het hof heeft besloten dat er een comparitie van partijen zal plaatsvinden om te bespreken hoe de verdeling gerealiseerd kan worden en hoe de mede-erfgenaam in deze verdeling moet worden betrokken. De comparitie is gepland op 18 oktober 2017, waarbij partijen in persoon moeten verschijnen, vergezeld van hun advocaten. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden tot na deze comparitie.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team familie en jeugd
zaaknummer : 200.191.462/01
zaaknummer rechtbank : C/15/228503 / HA ZA 15-445
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 29 augustus 2017
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. T. den Haan te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.E. van der Bijl te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna opnieuw [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
Het hof heeft op 30 mei 2017 in deze zaak een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van de procedure tot 30 mei 2017 wordt verwezen naar dat tussenarrest.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte uitlating van de zijde van [appellante] ;
- akte uitlating partij van de zijde van [geïntimeerde] .
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.De verdere beoordeling

3.1.
Het hof heeft in het tussenarrest aangegeven dat partijen zich bij akte dienden uit te laten over de vraag op welke wijze zij tot verdeling willen komen. Partijen hebben zich dienaangaande uitgelaten.
3.2.
Het hof heeft daarbij tevens aangegeven dat het hof van [geïntimeerde] als executeur-testamentair (en als mede-erfgenaam) wenst te vernemen in hoeverre zij mede namens de andere mede-erfgenaam [Y] (de zoon van [appellante] en [X] ) uitlating doet. Indien zij mede namens deze mede-erfgenaam een standpunt verwoordt, dient zij dat te staven, bij voorbeeld aan de hand van een ondertekende verklaring van deze mede-erfgenaam of doordat haar advocaat expliciet aangeeft de uitlating mede namens de mede-erfgenaam [Y] te doen.
3.3.
Het hof heeft voorts erop gewezen dat de advocaat die [appellante] in 2014 bijstond, destijds mede namens [Y] is opgetreden.
Gelet daarop en gelet op het gegeven dat [appellante] de moeder van [Y] is, heeft het hof overwogen dat ook [appellante] het standpunt van deze mede-erfgenaam aan het hof kan melden; ook in dat geval is een ondertekende verklaring van deze mede-erfgenaam nodig, dan wel de melding van de advocaat van [appellante] dat deze ook namens de mede-erfgenaam op dit onderdeel uitlating doet.
3.4.
Het hof heeft niet van partijen hieromtrent vernomen. Nu partijen beiden tot een verdeling willen geraken wenst het hof graag met partijen van gedachten te wisselen over de wijze waarop de verdeling kan worden gerealiseerd, en op welke wijze de mede-erfgenaam in deze verdeling dient te worden gekend. Het hof zal daartoe een comparitie van partijen gelasten en zal tevens gelasten dat partijen in persoon op de te bepalen comparitie zullen verschijnen.
3.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.Beslissing

Het hof:
benoemt mr. H.A. van den Berg tot raadsheer-commissaris onder wiens leiding de te bepalen comparitie zal plaatsvinden;
gelast partijen in persoon en desgewenst vergezeld van hun advocaten te verschijnen in het Paleis van Justitie, IJdok 20, 1013 MM te Amsterdam op woensdag 18 oktober 2017 om 10.00 uur;
bepaalt dat de advocaat van [appellante] dient na te (laten) gaan of partijen en hun advocaten op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn –
uiterlijk op dinsdag 12 september 2017 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van november 2017 tot eind januari 2018 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
verzoekt partijen, voor het geval zij zich ter comparitie willen bedienen van (nog niet in de procedure overgelegde) schriftelijke bewijsstukken, deze uiterlijk 2 weken voor de comparitiedatum toe te zenden aan het hof, onder gelijktijdige toezending van een afschrift aan de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, mr. H.A. van den Berg en
mr. J. Jonkers en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken 29 augustus 2017.