In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van een nalatenschap. De appellante, vertegenwoordigd door mr. T. den Haan, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. I.E. van der Bijl. Het hof heeft op 30 mei 2017 een tussenarrest gewezen en partijen verzocht om zich uit te laten over de wijze van verdeling van de nalatenschap. In het tussenarrest werd ook de rol van de mede-erfgenaam [Y], de zoon van de appellante, besproken. Het hof heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de uitlatingen van de geïntimeerde als executeur-testamentair ook namens de andere mede-erfgenaam [Y] worden gedaan, en dat dit moet worden gestaafd met een ondertekende verklaring of een expliciete melding van de advocaat.
Het hof heeft verder opgemerkt dat de appellante, als moeder van [Y], ook het standpunt van haar zoon kan verwoorden, mits dit ook wordt gestaafd. Het hof heeft besloten dat er een comparitie van partijen zal plaatsvinden om te bespreken hoe de verdeling gerealiseerd kan worden en hoe de mede-erfgenaam in deze verdeling moet worden betrokken. De comparitie is gepland op 18 oktober 2017, waarbij partijen in persoon moeten verschijnen, vergezeld van hun advocaten. Het hof heeft de verdere beslissing aangehouden tot na deze comparitie.