ECLI:NL:GHAMS:2017:3450
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak openlijke geweldpleging na hoger beroep tegen vonnis politierechter
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 oktober 2016 was gewezen. De verdachte, geboren op 13 maart 1992, was beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling van een benadeelde op 26 maart 2016 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juni 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair geweldpleging en mishandeling, waarbij de verdachte in vereniging met anderen zou hebben gehandeld.
Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de getuigen boden geen eenduidig bewijs dat de verdachte betrokken was bij het geweld. Gezien de stellige ontkenning van de verdachte en de gebrekkige bewijsvoering heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters C.N. Dalebout, R. Kuiper en S. Bek zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2017.