ECLI:NL:GHAMS:2017:3450

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
28 augustus 2017
Zaaknummer
23-003945-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging na hoger beroep tegen vonnis politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 oktober 2016 was gewezen. De verdachte, geboren op 13 maart 1992, was beschuldigd van openlijke geweldpleging en mishandeling van een benadeelde op 26 maart 2016 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juni 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair geweldpleging en mishandeling, waarbij de verdachte in vereniging met anderen zou hebben gehandeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangevers inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verklaringen van de getuigen boden geen eenduidig bewijs dat de verdachte betrokken was bij het geweld. Gezien de stellige ontkenning van de verdachte en de gebrekkige bewijsvoering heeft het hof geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters C.N. Dalebout, R. Kuiper en S. Bek zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2017.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003945-16
Datum uitspraak: 3 juli 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13‑112702-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op 13 maart 1992,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 26 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de Polonceau-kade (het Westerpark), in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] , welk geweld bestond uit het, een of meermalen (met kracht), duwen en/of trekken en/of slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen, aan/in/op/naar/tegen het hoofd en/of het lichaam van genoemde [benadeelde] ;
subsidiair:
hij op of omstreeks 26 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft mishandeld door genoemde [benadeelde] , een of meermalen (met kracht), in/op/tegen het hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of te stompen, tengevolge waarvan genoemde [benadeelde] pijn heeft ondervonden en/of letsel heeft bekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De raadsvrouw van de verdachte heeft eveneens vrijspraak bepleit.
Het hof acht, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging dan wel mishandeling van [benadeelde] , zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe als volgt. Zowel de aangever [aangever] als de aangever [benadeelde] hebben gedurende het onderzoek meerdere verklaringen afgelegd. Uit de verklaringen van [aangever] blijkt dat hij niet kan zeggen wie [benadeelde] heeft geslagen, terwijl [benadeelde] wisselend heeft verklaard over wie geweld tegen hem heeft gepleegd. Daar komt bij dat de verklaring van de onafhankelijke getuige [getuige] zowel kan passen binnen de lezing van de gebeurtenissen van de aangevers als die van de verdachte. Het dossier, bezien in het licht van de stellige ontkenning van de verdachte, biedt dan ook onvoldoende basis voor de overtuiging dat de verdachte een (voldoende wezenlijke of significante) bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat tegen de aangever [benadeelde] is gepleegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R. Kuiper en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2017.