ECLI:NL:GHAMS:2017:3435

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
23-000148-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van overtreding en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder op 1 juli 2013 bij verstek veroordeeld voor het misbruik maken van een voorziening ten behoeve van het openbaar vervoer, specifiek het doorlopen van een poortje van het metrostation Centraal Station Amsterdam zonder gebruik te maken van een ov-chipkaart. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is dat het vonnis aan de verdachte is betekend, wat leidt tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging. De verjaringstermijn voor de overtreding bedraagt drie jaren, en aangezien er meer dan drie jaren zijn verstreken sinds het vonnis, is het feit verjaard. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000148-17
datum uitspraak: 11 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 1 juli 2013 in de strafzaak onder parketnummer
96-153338-12 tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
adres: [adres] .

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 augustus 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 02 juni 2011 in de gemeente Amsterdam, misbruik heeft gemaakt van een voorziening(en) ten behoeve van het openbaar vervoer, te weten een poortje van het metrostation Centraal Station Amsterdam, op zodanige wijze dat orde en/of rust en/of veiligheid en/of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord, immers is verdachte toen aldaar zonder gebruikmaking van een ov-chipkaart, door een poortje gelopen, waardoor het alarmsignaal was afgegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kantonrechter.

Ontvankelijkheid Openbaar Ministerie

Op 1 juli 2013 heeft de kantonrechter de verdachte bij verstek veroordeeld wegens overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000 jo. 52 lid 1b van het Besluit personenvervoer 2000. In het procesdossier bevinden zich geen stukken waaruit blijkt dat er is getracht het vonnis aan de verdachte te betekenen. Eerst op 16 juni 2017 is de verdachte gedagvaard in hoger beroep.
Gelet op artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht bedraagt de verjaringstermijn voor een overtreding drie jaren. Nu na het uitspreken van het vonnis meer dan drie jaren zijn verstreken alvorens een daad van vervolging heeft plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat het feit is verjaard. Om deze reden dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de officier van justitie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in de strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 augustus 2017.