ECLI:NL:GHAMS:2017:3434

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
23-000996-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol met een motorrijtuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed en heeft op 4 december 2016 te Amsterdam een motorrijtuig bestuurd na gebruik van alcoholhoudende drank. Het alcoholgehalte in zijn adem was 685 microgram per liter, wat aanzienlijk boven de toegestane norm ligt. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 850,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zeven maanden. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 40 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een voorwaardelijke taakstraf.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte had hulp gezocht voor zijn alcoholverslaving en financiële problemen. Gezien deze omstandigheden heeft het hof besloten om een taakstraf van 30 uren op te leggen in plaats van een geldboete, en de verdachte is voor zeven maanden ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Het hof heeft de tijd dat het rijbewijs van de verdachte eerder was ingehouden in mindering gebracht op de ontzegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000996-17
datum uitspraak: 25 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-248670-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 augustus 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 december 2016 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 december 2016 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 850,- subsidiair 17 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstaf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zeven maanden met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingehouden is geweest.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf, subsidiair tot een lagere taakstraf dan gevorderd en meer subsidiair tot een lagere geldboete dan de politierechter heeft opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van alcohol. Door zijn handelen heeft de verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Immers heeft de verdachte een verkeersongeval veroorzaakt door met zijn auto tegen een betonblok te rijden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juli 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor rijden onder invloed . Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om op 4 december 2016 zich wederom met alcohol in het verkeer te begeven.
Het hof houdt evenwel rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals door de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren gebracht, waaruit blijkt dat de verdachte hulp heeft gezocht bij de aanpak van zowel zijn financiële problemen alsmede zijn alcoholverslaving . Het hof acht het met name niet wenselijk dat de schuldhulpverlening wordt gefrustreerd en zal de verdachte om die reden veroordelen tot een taakstraf in plaats van een geldboete.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, de navolgende straffen passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 augustus 2017.