In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 24 oktober 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van winkeldiefstal van meerdere verpakkingen garnalen, die toebehoorden aan de Albert Heijn in Amsterdam. De diefstal vond plaats op 6 februari 2016. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 augustus 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen vrijspraak is bepleit.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De bewijsmiddelen omvatten een aangifteformulier van de winkeldiefstal en een proces-verbaal van verhoor, waarin de verdachte zijn betrokkenheid heeft erkend. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstal en heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 300,- of 6 dagen vervangende hechtenis. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf geëist.
Het hof heeft de geldboete van € 300,- opgelegd, met de mogelijkheid van 6 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de wettelijke voorschriften toegepast zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 25 augustus 2017.