ECLI:NL:GHAMS:2017:3430

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
23-000672-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het besturen van een motorrijtuig terwijl de bevoegdheid is ontzegd

Op 25 augustus 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1976, die op 6 november 2016 heeft gereden terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen was ontzegd. Dit was het gevolg van een rechterlijke beslissing van 17 april 2013. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ondanks eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, heeft de verdachte opnieuw de rechterlijke beslissing genegeerd. Het hof heeft uiteindelijk besloten om een taakstraf van 30 uren op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.

De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de op te leggen straffen in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften vastgesteld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000672-17
datum uitspraak: 25 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 96-226343-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft primair gepleit dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, subsidiair tot een taakstraf en meer subsidiair tot een geldboete.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich niets gelegen laten liggen aan de rechterlijke beslissing van 17 april 2013 waarbij hem de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen is ontzegd, door op 6 november 2016 toch te gaan rijden. Daarmee heeft de verdachte een beslissing van het bevoegde gezag genegeerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juli 2017 is hij eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Gelet op het voorgaande zou in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend kunnen worden geacht. Het hof zal echter bij de strafoplegging rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 augustus 2017.