ECLI:NL:GHAMS:2017:3429

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
23-004068-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling na hoger beroep tegen vonnis politierechter

Op 25 augustus 2017 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 oktober 2016 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van een benadeelde partij op 12 maart 2016 in Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarbij de zaak met parketnummer 13-143942-16 aan de orde was. Tijdens de zitting op 11 augustus 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte en zijn raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet voldoende bewijs biedt voor de beschuldiging van mishandeling. De advocaat-generaal had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, maar het hof kwam tot de conclusie dat de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder beelden van een bewakingscamera, niet overtuigend genoeg waren om de verdachte schuldig te verklaren. De beelden toonden niet het tenlastegelegde slaan of stompen, en de verklaringen van de verbalisant waren niet voldoende om de overtuiging te wekken dat de verdachte het feit had gepleegd.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Tevens heeft het hof de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding, die in eerste aanleg was toegewezen tot een bedrag van € 59,60, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het ten laste gelegde feit. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004068-16
datum uitspraak: 25 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-143942-16 en 13-094546-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Het beroep is bij akte beperkt tot de zaak met parketnummer 13-143942-16.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is in de zaak met parketnummer 13-143942-16 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [benadeelde] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen (met kracht) te slaan en/of te stompen op/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval op/tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een ander oordeel komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.

Vrijspraak

Het hof heeft op basis van de stukken en de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft gewezen op de beschrijving door een verbalisant van de door een bewakingscamera opgenomen beelden. Die kan echter onvoldoende aan die overtuiging bijdragen. Immers, het tenlastegelegde slaan en/of stompen is op die beelden niet te zien terwijl hetgeen volgens de verbalisant wél te zien is ook kan passen in de door de verdachte geschetste gang van zaken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 979,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 59,60. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P.P. Hoekstra, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 augustus 2017.